This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Jan verkocht vorig jaar 1.500 auto-onderdelen. Zijn netto-omzet was € 200.000. Gemiddeld was de netto-verkoopprijs van een onderdeel € 80,00 hoger dan de inkoopprijs. De bedrijfskosten bedroegen € 40.000. Wat was de afzet van Jan?
A
€200.000
B
€80
C
1.500
D
€40.000
Slide 13 - Quiz
Jan verkocht vorig jaar 1.500 auto-onderdelen. Zijn netto-omzet was € 200.000. Gemiddeld was de netto-verkoopprijs van een onderdeel € 80,00 hoger dan de inkoopprijs. De bedrijfskosten bedroegen € 40.000. Hoeveel bedroeg de netto-omzet?
A
€250.000
B
€280.000
C
€20.000
D
€200.000
Slide 14 - Quiz
Hoe bereken je omzet?
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x inkoopprijs
C
verkoopprijs x inkoopprijs
D
afzet + verkoopprijs
Slide 15 - Quiz
Jan verkocht vorig jaar 1.500 auto-onderdelen. Zijn netto-omzet was € 200.000. Gemiddeld was de netto-verkoopprijs van een onderdeel € 80,00 hoger dan de inkoopprijs. De bedrijfskosten bedroegen € 40.000. Hoe bereken je de gemiddelde netto-verkoopprijs van de auto-onderdelen?
A
€250.000/1.500
B
€200.000/ 1.500
C
€40.000/1.500
D
1.500/€80
Slide 16 - Quiz
Jan verkocht vorig jaar 1.500 auto-onderdelen. Zijn netto-omzet was € 200.000. Gemiddeld was de netto-verkoopprijs van een onderdeel € 80,00 hoger dan de inkoopprijs. De bedrijfskosten bedroegen € 40.000. Bereken de nettowinst.