Paragraaf 6.2 verwijzen naar personen en dingen

Nederlands 
KGT2
Cursus 6 formuleren

Paragraaf 6.2
Verwijzen naar personen en dingen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo k, g, tLeerroute VKLeerroute VGLeerroute VTLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands 
KGT2
Cursus 6 formuleren

Paragraaf 6.2
Verwijzen naar personen en dingen

Slide 1 - Slide

Lesopzet 
  1. Lesopening
  2. Lesdoelen
  3. Terugblik
  4. Instructie
  5.  Begeleid inoefenen
  6. Zelfstandig werken
  7. Evaluatie

Slide 2 - Slide

1. Lesopening
Je werkt vandaag in de digitale leeromgeving.

Je kunt na de instructie je laptop pakken.

Slide 3 - Slide

2. Lesdoel
Leerdoelen voor deze paragraaf
Je leert verwijzen naar personen en dingen.

Slide 4 - Slide

3. Terugblik
De vorige les ging over: 

Herhaling leerjaar 1

Slide 5 - Slide

4. Instructie
Kijk even mee naar de instructie

Je kunt daarna je laptop pakken en opstarten.

Cursus 6 formuleren
Paragraaf 6.2

Slide 6 - Slide

5. Begeleid inoefenen
We kijken samen naar de opdrachten.
Samen maken: opdracht 1

Slide 7 - Slide

6. Zelfstandig werken
Maken opdracht: 1 t/m 6  - 7b - 8b



Klaar?
Rustig iets voor jezelf doen.

Slide 8 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht: 1 t/m 6 - 7b - 8b

Slide 9 - Slide

7. Evaluatie
Hun hebben me broer gekusd.

Klopt niet echt, hè?

kijk even mee naar dit filmpje voor uitleg.

Slide 10 - Slide