Dictee wonen 1
1 / 21
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is het?
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Slide 3 - Open question
Wat is het?
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Slide 4 - Open question
Wat is het?
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Slide 5 - Open question
Wat is het?
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Slide 6 - Open question
Wat is het?
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Typ het woord.
Typ ook de of het.
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
woon
in
ik
flat
een
Slide 9 - Drag question
balkon
klein
ik
heb
een
Slide 10 - Drag question
groot
heeft
huis
een
zij
Slide 11 - Drag question
een
garage
hebben
wij
Slide 12 - Drag question
ramen
jullie
hebben
?
hoeveel
Slide 13 - Drag question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
huis
Slide 16 - Open question
deur
Slide 17 - Open question
stoelen
Slide 18 - Open question
woon
Slide 19 - Open question
kast
Slide 20 - Open question
keuken
