This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
quizlet.com
Slide 1 - Link
Een minister moet zich verantwoorden in de Tweede Kamer
A
Budgetrecht
B
Recht van enquete
C
Vragenrecht
D
Recht van interpellatie
Slide 2 - Quiz
Recht van interpellatie?
A
Een groot onderzoek instellen
B
Een wetsvoorstel veranderen
C
Een minister ter verantwoording roepen
D
Zelf een wetsvoorstel indienen
Slide 3 - Quiz
Welke rechten horen bij de controlerende taak van de Tweede Kamer?
A
Het recht van motie en het recht van interpellatie
B
het recht van amendement en het recht van motie
C
het budgetrecht en het recht van interpellatie
D
het recht van amendement en het recht van interpellatie
Slide 4 - Quiz
Het parlement heeft verschillende rechten om zijn taken uit te voeren. In tekst 12 heeft de PvdA gebruikgemaakt van het recht op het stellen van vragen. Welke twee andere rechten zijn er waarvan de PvdA gebruik kan maken als de PvdA zou willen dat er wel een verbod op het gebruik van lachgas moet komen.
A
recht van motie
recht van amendement
B
recht van motie
recht van initiatief
C
recht van initiatief
recht van enquête
D
stemrecht
recht van initiatief
Slide 5 - Quiz
Recht van amendement is
A
recht om een wetsvoorstel in te dienen
B
recht om vragen te stellen
C
recht om een minister weg te stemmen
D
recht om een wetsvoorstel te wijzigen
Slide 6 - Quiz
Een voorbeeld van recht van initiatief is
A
Stemmen over wetsvoorstellen
B
Tweede Kamerleden dienen zelf een wetsvoorstel in.
C
Een kamerlid stelt vragen aan de minister
Slide 7 - Quiz
Recht van initiatief heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers
Slide 8 - Quiz
Wetgevende bevoegdheden van de Tweede Kamer zijn:
A
stemrecht, recht van interpellatie en budgetrecht
B
stemrecht, budgetrecht en recht van amendement
C
recht van interpellatie, stemrecht en recht van amendement
D
stemrecht, budgetrecht, recht van amendement en recht van interpellatie
Slide 9 - Quiz
Welke rechten hebben de Tweede Kamerleden wél en de Eerste Kamerleden niet?
A
Budgetrecht en recht op indienen motie
B
initiatiefrecht en recht op amendement
C
stemrecht en budgetrecht
D
vragenrecht en recht op parlementaire enquete
Slide 10 - Quiz
Wat is een fractie?
A
Een politieke partij die kleiner is geworden
B
Een politieke partij die in de Kamer zit
C
Een politieke partij die in de regering zit
D
Een politieke partij die verloren heeft bij de verkiezingen
Slide 11 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met de senaat?
A
Het kabinet
B
De Tweede Kamer
C
De Eerste Kamer
D
Het parlement
Slide 12 - Quiz
Wie zijn de Staten-Generaal?
A
eerste kamer + regering
B
tweede kamer
C
eerste + tweede kamer
D
De ministers
Slide 13 - Quiz
Het kabinet:
A
bestaat uit de koning, ministers en staatssecretarissen
B
bestaat uit de ministers en staatssecretarissen
C
is verantwoordelijk voor de benoeming van de voorzitter van de Tweede Kamer
D
is direct gekozen
Slide 14 - Quiz
Het parlement is:
A
de Eerste Kamer
B
de Tweede kamer
C
de volksvertegenwoordiging
D
de senaat
Slide 15 - Quiz
De regering is...
A
ministers+koning
B
ministers+staatssecretarissen
C
de minister president
Slide 16 - Quiz
In een constitutionele monarchie:
A
geeft de grondwet de koning onbeperkte bevoegdheden.
B
bepaalt de koning de inhoud van de grondwet.
C
wordt de politieke macht van de koning door de grondwet beperkt.
D
maakt de koning deel uit van de drie machten van de trias politica.
Slide 17 - Quiz
Informateur
A
Iemand die de ministers en staatssecretarissen zoekt die het regeerakkoord gaan uitvoeren. Zelf wordt de formateur ministerpresident.
B
Een overeenkomst tussen coalitiepartijen over het te voeren beleid in de regeerperiode van vier jaar.
C
Tussenoplossing waar meerdere partijen zich in kunnen vinden.
D
Persoon die onderzoekt welke partijen met elkaar het beste kunnen en willen regeren.
Slide 18 - Quiz
Wat doet de formateur?
A
Hij kiest ministers en staatssecretarissen uit de nieuwe coalitie.
B
Hij kiest ministers en staatssecretarissen uit de nieuwe oppositie.
C
Hij legt voor aan de koning wie de nieuwe ministers kunnen worden.
D
Hij beëdigd de nieuwe ministers en staatssecretarissen.
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Video
3. Parlementaire democratie
8. Invloed op de politiek
Slide 21 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen hoe je als burger kunt bereiken dat politici naar je luisteren
Slide 22 - Slide
Noem een voorbeeld op welke manier JIJ met de politiek te maken kan krijgen
Slide 23 - Open question
Politieke besluitvorming
Soms lijkt het alsof alleen politici betrokken zijn bij politieke besluitvorming.
In de praktijk hebben veel meer mensen invloed op politieke processen.
Vier fasen:
Invoering, omzetting, uitvoering en terugkoppeling.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
(1) Invoering
Politieke actoren brengen kwesties op de politieke agenda:
Burgers
Actie- en belangengroepen
Massamedia
Politici
Bedrijven
Slide 26 - Slide
(2) Omzetting
Beleidsvoorbereiding: ambtenaren zoeken naar geschikte oplossingen en brengen advies uit.
Politici zoeken naar een oplossing die op een meerderheid van het parlement kan rekenen.
De regering komt met een wetsvoorstel.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
(3) Uitvoering
Ministers en ambtenaren zorgen dat de aangenomen wet wordt uitgevoerd
Slide 29 - Slide
(4) Terugkoppeling
Werkt de aanpak? Wat gaat goed/fout?
Nadat een wet (of beleid) is uitgevoerd komen politieke actoren met reacties.
Eventueel wordt het beleid gewijzigd, besluitvorming (vanaf 2) vindt dan weer opnieuw plaats.
Slide 30 - Slide
De volgende vraag komt er aan:
Op welke 5 manieren kun je als burger invloed uitoefenen op de politieke besluitvorming?
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
Op welke 5 manieren kun je als burger invloed uitoefenen op de politieke besluitvorming?
Slide 33 - Open question
Invloed van burgers
Stemmen
Actievoeren
Lid worden van een politieke partij.
De media benaderen
Spreek in: bijv. bij gemeenteraad
Burgerinitiatief starten
Een bezwaarschrift indienen
Petitie starten of tekenen
Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
Actie- en belangengroepen
Actiegroepen en belangengroepen oefenen invloed uit op de politieke besluitvorming. Bijvoorbeeld door te lobbyen: persoonlijk contact zoeken met politici en ambtenaren.