Test Unit 4 2 havo

Open Boek Toets  Unit 4
Bij elke onderwerp staat waar je de informatie kunt vinden in je SB.
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Open Boek Toets  Unit 4
Bij elke onderwerp staat waar je de informatie kunt vinden in je SB.

Slide 1 - Slide

Some/ Any + Compounds
SB p175

Slide 2 - Slide

Would you like _____ sandwiches?
A
any
B
some

Slide 3 - Quiz

There's _____ wrong with this car.
A
anything
B
something

Slide 4 - Quiz

I can't find my mobile phone _______.
A
somewhere
B
anywhere

Slide 5 - Quiz

We need to find _______ who can fix this.
A
somebody
B
anybody

Slide 6 - Quiz

I often use this software without ______ problems.
A
any
B
some

Slide 7 - Quiz

Peter hasn't got _____ brothers or sisters.
A
any
B
some

Slide 8 - Quiz

There are ______ cool films in the cinema at the moment.
A
any
B
some

Slide 9 - Quiz

Has _______ here seen my car keys?
A
anyone
B
someone

Slide 10 - Quiz

Possessive pronouns
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes in het Engels (SB p175)

Slide 11 - Slide

Vertaal het woord tussen haakjes in het Engels (SB p175)
1 Are these ____ (jouw) books?

Slide 12 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Engels (SB p175)

2 If you haven't got a pen, you can borrow ____ (die van mij / de mijne).

Slide 13 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Engels (SB p175)

3 We both have iPhones, but my model is older than ____ (die van haar).

Slide 14 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Engels (SB p175)

4 That dog ____ (van hem) looks quite scary!

Slide 15 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Engels (SB p175)

5 I know ____ (hun) brothers very well.

Slide 16 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Engels (SB p175)

6 Jack is a good friend ____ (van ons).

Slide 17 - Open question

Present perfect vs past simple
Vul de juiste vorm van het werkwoord in (past simple of present perfect)
SB p 172

Slide 18 - Slide

present perfect vs past simple -->SB p172

1 The policeman ____ (not - to arrest) anyone yet.

Slide 19 - Open question

present perfect vs past simple -->SB p172

2 They ____ (to move) to New York five years ago.

Slide 20 - Open question

present perfect vs past simple -->SB p172

3 She often ____ (to play) with Barbie dolls when she was young.

Slide 21 - Open question

present perfect vs past simple -->SB p172

4 I love my job at school. I ___ (to work) here for 6 years now.

Slide 22 - Open question

present perfect vs past simple -->SB p172

5 John ____ (to repair) our oven. It works perfectly now.

Slide 23 - Open question

present perfect vs past simple -->SB p172

6 Who ____ (to discover) America?

Slide 24 - Open question

Past continuous 
Vertaal de zinnen in het Engels. Gebruik de past continuous. -->SB p 177
Denk aan: hoofdletters en punten

Slide 25 - Slide

Vertaal in het Engels en gebruik de past continuous. (SB p177)
(Denk aan: hoofdletters en punten.)

1 We waren aan het tennissen.

Slide 26 - Open question

Vertaal in het Engels en gebruik de past continuous. (SB p177)
(Denk aan: hoofdletters en punten.)

2 Zij was aan het dansen.

Slide 27 - Open question

Vertaal in het Engels en gebruik de past continuous. (SB p177)
(Denk aan: hoofdletters en punten.)

3 We lagen te slapen.

Slide 28 - Open question

Vertaal in het Engels en gebruik de past continuous. (SB p177)
(Denk aan: hoofdletters en punten.)

4 Hij zat te dromen.

Slide 29 - Open question

Vertaal in het Engels en gebruik de past continuous. (SB p177)
(Denk aan: hoofdletters en punten.)

5 Je zat niet te lezen.

Slide 30 - Open question

Irregular verbs
Vul de juiste vorm van het onregelmatige werkwoord in.

Slide 31 - Slide

go - _____ - gone - gaan

Slide 32 - Open question

break - ______ - broken - breken

Slide 33 - Open question

give - gave - _____ - geven

Slide 34 - Open question

write - _____ - written - schrijven

Slide 35 - Open question

take - took - ______ - nemen

Slide 36 - Open question

______- lay- lain- liggen

Slide 37 - Open question

show- _____- shown- laten zien

Slide 38 - Open question

read- _____- read- lezen

Slide 39 - Open question

spend- spent- spent- _____

Slide 40 - Open question