woorden van hoofdstuk 1

ken je de woorden en hun betekenis nog van hoofdstuk 1?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

ken je de woorden en hun betekenis nog van hoofdstuk 1?

Slide 1 - Slide

Oefen de woorden eerst in je groepje met het oefenblad!
Vouw het blad in de lengte dubbel zodat je de antwoorden niet kunt zien.
Nu kun je elkaar overhoren

Slide 2 - Slide

Hoe heet een rand langs een tuin met bloemen en planten?
A
border
B
vaste planten
C
onkruid
D
vlonder

Slide 3 - Quiz

Hoet heten planten die je niet in de tuin wilt hebben?
A
eenjarigen
B
onkruid
C
vaste planten
D
struiken

Slide 4 - Quiz

Wat is wieden?
A
heel boos worden
B
takken korter maken
C
hetzelfde als snoeien
D
weghalen van onkruid

Slide 5 - Quiz

Hoe heet het korter maken van takken?
A
knippen
B
wieden
C
snoeien
D
schoffelen

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je planten die maar 1 jaar groeien?
A
onkruid
B
eenjarigen
C
groeiers
D
doorbloeiers

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je planten met veel stengels en bladeren, dicht bij de grond?
A
onkruid
B
eenjarigen
C
vaste planten
D
struiken

Slide 8 - Quiz

En plaats in de tuin waar je kunt zitten heet een
A
vlonder
B
terras
C
grasveld
D
zitje

Slide 9 - Quiz

wat is een vlonder?
A
onkruid
B
houten vloer in de tuin
C
gazon
D
een soort struik

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je aarde die je goed in de tuin kunt gebruiken?
A
potgrond
B
waarde
C
tuinaarde
D
mest

Slide 11 - Quiz

Mest aan planten geven noem je ook wel:
A
vetmesten
B
bemesten
C
voeren
D
wieden

Slide 12 - Quiz

Een speciale schaar om de heg te snoeien heet een:
A
snoeimes
B
kapschaar
C
vlonder
D
heggenschaar

Slide 13 - Quiz

Een ander woord voor een grasveld is
A
voetbalveld
B
gazon
C
wieden
D
bemesten

Slide 14 - Quiz

Een bedrijf dat tuinen aanlegt en onderhoud heet een
A
hoveniersbedrijf
B
tuincentrum
C
kapsalon
D
verzorgbedrijf

Slide 15 - Quiz

Hoe heten planten die niet dood gaan?
A
doorbloeiers
B
eenjarigen
C
vaste planten
D
onkruid

Slide 16 - Quiz

Maak nu de toets!


Slide 17 - Slide

Ben je eerder klaar?

Ga dan verder met je weektaak

Slide 18 - Slide