De ontkenning

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

De ontkenning

Herhaling

Ontkennend maken

ne .... pas

om de persoonsvorm heen

Voorbeeld:

Je parle français.

Je ne parle pas français.

Wanneer verandert "ne" in "n'"?

1. Als het woord daarna begint met een klinker
2. Als het woord daarna begint met een medeklinker
3. Als het een positief woord is
4. Als het na de persoonsvorm staat

Waaromheen plaats je de ontkenning "ne ... pas"?

1. Het onderwerp
2. De persoonsvorm

Welke zin is ontkennend?

1. J'aime la France.
2. Je n'aime pas la France.

Wat is de ontkenning van:
"J'habite à Oldenzaal"?

1. J' ne habite pas à Oldenzaal.
2. Je ne habite pas à Oldenzaal.
3. Je n'habite pas à Oldenzaal.
4. Je ne pas habite à Oldenzaal.

Wat is de ontkenning van "c'est"?

1. c' n'est pas
2. ce n'est pas
3. c' ne est pas
4. ce ne est pas

Wat is de ontkenning van "il y a" (er is/er zijn)?

1. il y n'a pas
2. il n'y a pas

Maak de zinnen ontkennend

Voorbeeld: 
Il regarde la télé?
Non, il ne regarde pas la télé.

Je zet dus ne ... pas om de persoonsvorm.

Hoe vindt je de persoonsvorm?

Vaak enige werkwoord in de zin, of: maak de zin vragend.

1. Elle visite le restaurant ?
Non, _____________________.

2. Ils regardent la carte?
Non, ____________________.

3. Il aime le lait ? Non,_______________________.

Il donne un cadeau?
Non, _______________________.

ne ... plus

ne ... jamais

ne ... rien

ne ... pas encore

niet meer

nooit

niets

nog niet

Wat betekent "Je ne vais plus à l'école"?

1. Ik ga nooit naar school.
2. Ik ga nog niet naar school.
3. Ik ga niet meer naar school.
4. Ik doe niets op school.

Tu regardes la télé (niet meer).

Je parle français (nooit).

Elle mange. (niets).

J'ai 3 frères (geen).

Luc a fini ses devoirs (nog niet).