5.1 leenheren en leenmannen

5.1 leenheren en leenmannen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

5.1 leenheren en leenmannen

Slide 1 - Slide

Planning
- uitleg 5.1
- opdrachten maken

Slide 2 - Slide

5.1 leenmannen en leenheren
In deze paragraaf leer je:
- Hoe Karel de Grote een machtig koning en keizer werd over een groot rijk

- Op welke manier Karel zijn rijk bestuurde

- Hoe politieke verdeeldheid ontstond na Karels dood

- Waardoor er in Europa onveiligheid ontstond en welke gevolgen dit had

- Welke plaats ridders hadden in de samenleving


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Het feodalisme / leenstelsel







Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Houten kasteel
Stenen kasteel 'Muiderslot'

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Zet de namen op de juiste plek
Dit systeem noem je het:
Leenheer
Leenstelsel
Leenman/ Vazal
Achterleenman/ Achtervazal

Slide 19 - Drag question

Waarom werd het leenstelsel ingevoerd? Noem een oorzaak.

Slide 20 - Open question

Na de dood van Karel de Grote werkte het leenstelsel niet meer goed. Waarom niet?
A
Leenmannen gingen hun grond als erfelijk bezit zien
B
Omdat er geen koning meer was
C
Het leenstelsel werkte nog wel goed
D
Dankzij de invallen van vikingen

Slide 21 - Quiz

Wat is een vazal?
A
Leenman
B
Leenheer
C
Boer
D
Vorst

Slide 22 - Quiz

Het Frankische rijk werd na de dood van Karel de Grote zwakker. Noem een oorzaak

Slide 23 - Open question

Welke hoort er niet bij?
De leenman moest namens de koning..
A
te dienen
B
militairen leveren voor de koning bij oorlog
C
belasting betalen
D
met raad en daad bijstaan

Slide 24 - Quiz

Aan de slag!
Wat: maak de opdrachten van paragraaf 5.1

Hoe: fluisterend

Hulp: theorie, boek, buurman/buurvrouw, docent

Klaar? paragraaf 5.2 lezen of werken aan een ander vak



Slide 25 - Slide