les 6 week 42 SO stof herhalen

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

les 7 week 43

Klascode

2A: kroqo

2D: jlydf

Lesdoelen (Buts)

Herhaling: SOCh1 ABCD stof herhalen 

Je kunt vocabulaire A+B vertalen in het F-N/ N-F

Je kunt het Franse voorzetsel in/ naar toepassen

Je kunt woorden over het weerbericht vertalen 

Je kunt de passé composé herkennen en toepassen

Le test

SOCh1 

Oefentoets ABCD

le garçon

1. de vriend
2. de vriendin
3. het meisje
4. de jongen

le soleil

1. de maan
2. de regen
3. de zon
4. de ster

difficile

Vertaal: Elle est en Allemagne.

Vertaal: Oui, c'était super!

il a fait mauvais

1. Het was koud
2. Het was slecht weer

La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.

Il fait mauvais

Il fait chaud

Il fait froid

Il fait 22 degrés

il fait beau

Bloc D 

Le passé composé = Het voltooid deelwoord 

Regelmatige werkwoorden

+

Onregelmatige werkwoorden

Hoe vorm je de passé composé?

Regelmatige werkwoorden -er:

1. Haal –er van het werkwoord af

2. Zet er dan é achter

Bijv:  eten = manger

 –er eraf 

Mang

 +é erachter zetten

dus gegeten = mangé

Een paar voorbeelden...

Bijvoorbeeld:

Tu (regarder)...                         Tu as regardé = Jij hebt gekeken

Vous (manger)...                      Vous avez mangé = u heeft gegeten

Jean et Pierre (acheter)       Jean et Pierre ont acheté = J+P                                                                       hebben gekocht

Marc regardé.

1. Goed
2. Fout

FOUT!

Marc a regardé

Welke is juist?
Wij hebben gegeten =

1. Nous avez mangé
2. Nous avons mangé

Je ____ _______ (danser) à la disco

1. ai dansé
2. a dansé
3. avez danser
4. ont dansé

Je/J'

Nous

Il/elle/on

Vous

Ils/elles

Tu

as voyagé

ont voyagé

ai voyagé

avez voyagé

a voyagé

avons voyagé

Onregelmatige vormen

Enkele werkwoorden hebben een onregelmatige passé composé. Onregelmatige werkwoorden zijn bijvoorbeeld:

AVOIR                           ik heb gehad

FAIRE                           ik heb gedaan/ gemaakt

ÊTRE                            ik ben geweest

Het wordt dus...

AVOIR ik heb gehad j’ai eu

FAIRE ik heb gedaan j’ai fait

ÊTRE ik ben geweest j’ai été

Let op! In het NL zeg je: ik ben geweest

In het Frans zeggen ze: ik heb geweest

Je suis été = FOUT! 

En NIET!

AVOIRÉ

FAIRÉ

ÊTRÉ

Tu as eu un cadeau?

1. Heb jij een cadeau gehad?
2. Heb ik een cadeau gehad?
3. Heeft hij een cadeau gehad?
4. Hebben zij een cadeau gehad?

Vous avez fait =

1. Jullie hebben gehad
2. Jullie hebben gedaan
3. Jullie hebben gemaakt
4. Jullie zijn geweest

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord.

avoir

acheter

habiter

faire

être

oublier

été

habité

fait

oublié

eu

acheté

Hoe ging het?

😒🙁😐🙂😃

SO maken

Jullie gaan het SO maken