1. Je kunt de beenverbindingen beschrijven. 2. Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven. 3. Je kunt de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.
Je schedelbeenderen zijn verbonden met een naadverbinding.
De naden zijn kronkelig.
Bij een baby zitten de schedelbeenderen nog niet helemaal aan elkaar gegroeid.
Dit noemen we fontanel.
Er is dan nog een beetje beweging tussen de schedelbeenderen mogelijk.
Er is geen beweging mogelijk.
Slide 8 - Slide
Kraakbeenverbinding
Wanneer twee botten met kraakbeen verbonden zijn, noemen we dit een kraakbeenverbinding.
De ribbenkast en ruggenwervel zijn hier voorbeelden van.
Er is weinig beweging mogelijk
Slide 9 - Slide
Bouw van een kogelgewricht
Gewrichtskogel en kom
Gewrichtskapsel
Gewrichtssmeer
Kapselbanden
Kraakbeenlaagje
Slide 10 - Slide
Gewrichten
Gewrichten zijn ook een verbinding tussen 2 beenderen.
Je hebt 3 soorten:
kogelgewricht
scharniergewricht
rolgewricht
Slide 11 - Slide
kogelgewricht
De kop van het bot beweegt in de kom van het andere bot.
Voorbeelden:
schouder - heup
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Scharniergewricht
Een scharniergewricht kan botten alleen maar laten buigen of strekken.
voorbeeld: knie, elleboog
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Rolgewricht
een rolgewricht zorgt ervoor dat twee beenderen langs elkaar kunnen bewegen.
Voorbeeld: je onderarm (spaakbeen/ellepijp)
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Nr. 1. van afbeelding 1 is de gewrichtskogel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
De ribben en het borstbeen zijn verbonden door gewrichten.
A
Waar
B
Niet waar
C
Alleen de bovenste ribben
Slide 19 - Quiz
Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten
Slide 20 - Quiz
Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
A
2 en 3
B
1 en 2
C
1 en 3
Slide 21 - Quiz
Botten kunnen op verschillende manieren verbonden zijn. Noem de 4 beenverbindingen.
Slide 22 - Mind map
Wat is de functie van gewrichtssmeer?
A
Slijtage voorkomen
B
Splinteren voorkomen
C
Schok voorkomen
D
Soepeler laten bewegen
Slide 23 - Quiz
Een naadverbinding is ...
A
een beetje beweeglijk.
B
beweeglijk.
C
niet beweeglijk.
Slide 24 - Quiz
Een kogelgewricht zit in je
A
onderarm en onderbeen.
B
schouder en heup.
C
opperarmbeen en ellepijp.
Slide 25 - Quiz
Hoe noem je het bot dat met een kogel vast zit in de kom van de heup?
A
opperarmbeen
B
dijbeen
C
ellepijp
D
spaakbeen
Slide 26 - Quiz
Vertel in eigen woorden wat je deze les geleerd hebt. Noem iets wat je nog niet wist.
Slide 27 - Open question
Leerdoelen §4.3
1. Je kunt de beenverbindingen beschrijven. 2. Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven. 3. Je kunt de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.
Slide 28 - Slide
Aan de slag
oefen met deze lesson up-les.
Leer de aantekeningen en maak het huiswerk online!