5.4: Samenwerking en democratie

• Geschiedenis
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1
• Leerroute 2

5.4: Samenwerking en democratie

Meneer de Vries

Les planning

Les doelen bespreken

Les doelen vorige lessen herhalen

Nieuwe theorie

Korte quiz

Zelfstandig werken

Einde les

Na deze les begrijp jij meer over de politieke structuur van Nederland.

Na deze les begrijp jij de volgende woorden: Oppositie, kabinet, coalitie en regering.

Een staatssecretaris is een

1. Onderminister
2. Minister
3. Bestuurder van een provincie
4. Ambtenaar die wetten maakt

Hoeveel zetels heeft de tweede kamer?

Hoeveel zetels heeft de eerste kamer?

Hoeveel zetels moet je in de tweede kamer halen om een kabinet te vormen?

Een meerderheid van 76 zetels wordt nooit door 1 partij behaald. Om een kabinet te vormen moet er een .......... gevormd worden.

1. Regering
2. Oppositie
3. Coalitie

Wat is het tegenovergestelde van het kabinet?

1. Regering
2. Oppositie
3. Coalitie

Het kabinet bestaat uit staatsecretarissen en

Het parlement bestaat uit de ......... en de ............ kamer.

Communisme hoort bij

1. Verenigde staten
2. Sovjet- unie

Kapitalistisch hoort bij

1. Verenigde staten
2. Sovjet- unie

Democratie hoort bij

1. Verenigde staten
2. Sovjet- unie

Dictatuur hoort bij

1. Verenigde staten
2. Sovjet- unie

schooltv.nl

Nederland

Nederland is een constitutionele monarchie. Dit betekend dat de positie van de koning in de grondwet staat. Hierdoor is de macht van de koning beperkt. 

De koning zit wel in de regering, maar hij heeft geen enkele politieke invloed. De ministers zijn verantwoordelijke voor alles wat de koning zegt of doet. 

Constitutie = grondwet

Monarchie = koningshuis 

Nederland

Nederland heeft niet alleen een koningshuis. Maar Nederland is eigenlijk een parlementaire democratie.  Dit betekend dat de mensen in het parlement zijn gekozen door het volk. 

Via het parlement kan de bevolking invloed uitoefenen op het beleid van de regering. 

Kies de twee redenen waarom Europese landen begonnen met samenwerking.

In de EEG-landen bloeide de economie en groeide de welvaart. Noem hiervan een oorzaak.

Wat is integratie?

Noem twee voorbeelden van samenwerking binnen de Europese Unie (EU).

Europese- commissie.

1. Dagelijks bestuur van de EU
2. Vergadering van de regeringsleiders van de EU- lidstaten
3. Europese parlement

Europese- raad

1. Dagelijks bestuur van de EU
2. Vergadering van de regeringsleiders van de EU- lidstaten
3. Europese parlement

Europees parlement.

1. Dagelijks bestuur van de EU
2. Vergadering van de regeringsleiders van de EU- lidstaten
3. Europese parlement

Zelfstandig werken 

paragraaf 5.4