2H2 donderdag 27 oktober

Welkom!
Welkom 2H2!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Welkom 2H2!

Slide 1 - Slide

Programma van de les 2H2
donderdag 27 oktober 2022

Programma:

  • Aftrap
  • Aanwezigheid
  • Naamwoordelijk gezegde ( blz 58)
  • Nakijken huiswerk
  • Aan de slag
  • Afsluiting

Doel van de les:
Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.




Slide 2 - Slide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 3 - Slide

Afspraken
  1. Lesboek, schrift en leesboek altijd mee
  2. Stilte tijdens instructie en vragen
  3. Rustige leeromgeving
  4. Afspraak niet nakomen = sanctie

Slide 4 - Slide

Grammatica
Hoofdstuk 2 
Bladzijde 58 en 59

Slide 5 - Slide

Hoofdstuk 2

Slide 6 - Slide

Doel
Je leert wat een naamwoordelijk gezegde is.

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 
Zinnen waarin iemand iets doet.
Zinnen waarin iemand iets is

Slide 8 - Slide

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 
Zinnen waarin iemand iets doet. = werkwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets is. = naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Slide

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 
Zinnen waarin iemand iets doet. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets is. = ik ben docent.

Slide 10 - Slide

WG                                 NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW DOET iets
- alleen maar werkwoorden 
- er kan een LV in staan 
- ZIJN-zin
- een vorm van zijn (KWW)
- Het OW IS iets
- bestaat uit werkwoorden 
   én naamwoorden (ZN of BN
   --> eigenschap/kenmerk
         van het OW) 
- bevat nooit een LV

Slide 11 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
De leerling / is boos geworden. 
ow: de leerling
ng: is [boos] geworden

Het naamwoordelijk gezegde koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
die eigenschap is het naamwoordelijk deel van het gezegde. 

Slide 12 - Slide

Ontleden in de vaste volgorde
  • Zoek de PV
  • OW
  • WG of NG
  • LV 
  • MV
  • BWB

Slide 13 - Slide

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
Je moet bij elke zin kiezen tussen een naamwoordelijk gezegde OF een werkwoordelijk gezegde. Ze zitten nooit allebei in de zin. 

Werkwoordelijk gezegde:
het onderwerp doet iets --> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde:
het onderwerp is iets --> alle werkwoorden + naamwoorden (ZN of BN)

Slide 14 - Slide

koppelwerkwoorden (1/2)
Koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)

Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.

Slide 15 - Slide

koppelwerkwoorden (2/2)
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Bij zinnen met een naamwoordelijk gezegde kun je de koppelwerkwoorden met elkaar verruilen. 
Ik ben docent. 
Ik word docent. 
Ik blijf docent. 
Ik blijk docent. 
Ik lijk docent. 
etc..


Slide 16 - Slide

Naamwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp
Een naamwoordelijk gezegde heeft nooit een lijdend voorwerp!

Kijk maar:
Ik / eet / een mandarijn.              Ik / ben een mandarijn.
ow: ik                                                    ow: ik
wg: eet                                                 ng: ben [een mandarijn]
lv: een mandarijn                            lv: -







Slide 17 - Slide

Grammatica
Hoofdstuk 2 
Bladzijde 59
Nakijken opdracht 1 en 2

Slide 18 - Slide

Grammatica
Hoofdstuk 2 
Bladzijde  59
Maken opdracht 3, 4 en 5.
Klaar?
Verder met bladzijde 60 en 61

Slide 19 - Slide

Einde les

Slide 20 - Slide