5.3 Warmtetransport

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

5.3: Warmtetransport

Leerdoelen

Na deze les kan je:

• 3 vormen van warmtetransport opnoemen.
  
• van elke vorm van warmtetransport een voorbeeld noemen.

Wat is GEEN fossiele brandstof?

1. Aardolie
2. Steenkolen
3. Benzine
4. Aardgas

Fossiele brandstoffen

1. dragen bij aan een versterkt broeikaseffect
2. dragen bij aan het broeikaseffect

Hoe ziet het energieschema eruit bij een windmolen?

1. chemische energie --> windmolen --> elektrische energie
2. stralingsenergie --> windmolen --> electrische energie
3. bewegingsenergie -> windmolen --> electrische energie
4. kernenergie --> windmolen --> electrische energie

Welke brandvoorwaarde wordt weg gehaald?

Brandstof

Zuurstof

Ontbrandingstemperatuur

Warmtetransport

Warmte gaat altijd van een warm gebied naar een koud gebied.

Dat kan op 3 manieren:

1. Stroming
2. Straling
3. Geleiding

Geleider & isolator

Geleiding zorgt er voor dat de warmte via een tussenstof verder gaat. Een geleider geeft dus warmte door. Een stof die warmte niet doorgeeft noem je een isolator. 

Geleiding

• Warmte verplaatst zich van de warmste plek naar de koudste plek
• vindt voornamelijk plaats in vaste stoffen
  
• doorgeven warmte-energie door moleculen die tegen elkaar aan trillen
• moleculen blijven op dezelfde plaats

Aan de slag!

Maken:

52 t/m 55

Klaar? Lees alvast pagina 28

Stroming

Warmte stijgt altijd, koude daalt altijd?

• warme lucht en warm water hebben een kleinere dichtheid dan koude  

       lucht of koud water.
      (warm: de moleculen bewegen sneller en hebben meer ruimte nodig.) 

• de koude lucht of het koude water zakt  daardoor naar beneden
  
• hierdoor ontstaat stroming
  
• hoe groter het verschil in temperatuur hoe sneller de stroming

Stroming

Energie stroomt met een vloeistof of gas mee.

Straling 

Als je bij een kachel staat voel je de warmte. Als je in de zomer buiten in de zon loopt voel je haar branden. 

Dit is de infrarode straling, de warmte straling. 

je voelt alleen daar de straling waar het rechtstreeks naar toe gaat, 

bijvoorbeeld in de zon: als die in je gezicht schijnt voel je het daar, maar je rug is kouder

Straling

Alle voorwerpen stralen warmte uit,

Des te hoger de temperatuur, des te meer warmtestraling

Straling heeft geen tussenstof nodig zoals bij geleiding. 

Voorbeeld: Een magnetron, de straling gaat door het eten, moleculen gaan sneller bewegen en de temperatuur stijgt. 

Warmtestraling: 

hoe lichter van kleur, hoe meer warmte wordt uitgestraald

Korte herhaling van deze les 

Tussenstof en warmtetransport

Aan de slag!

Maken:

57 t/m 60, 62 t/m 66,  68 en 69

Klaar? In stilte even iets voor jezelf doen op de iPad.