This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nederlands
Slide 1 - Slide
Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.
timer
1:30
Slide 2 - Slide
Planning
Herhaling blok 2
Doel
Je weet weer wat je vorig blok hebt geleerd
Je weet wat een samengestelde zin is.
Je weet wat een hoofdzin en een bijzin is.
Slide 3 - Slide
Maken opdracht 1 tm 4
Ik wil even zien wat er is blijven hangen van het het ontleden van zinnen zoals het onderwerp, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, voorzetselvoorwerp.
Slide 4 - Slide
Aan de slag!
15 minuten in relatieve stilte
timer
10:00
Slide 5 - Slide
Samengestelde zin
Een samengestelde zin bestaat uit twee zinnen
Een samengestelde zin bevat dus twee (of meer) persoonsvormen.
Heeft een zin een pv, dan is het een enkelvoudige zin.
Slide 6 - Slide
Samengestelde zin
Slide 7 - Slide
Zet in de verleden tijd: Hij rent, omdat hij haast heeft.
Slide 8 - Open question
Samengestelde zin
Slide 9 - Slide
Wat is een samengestelde zin?
Slide 10 - Open question
Wat is een enkelvoudige zin en wat een samengestelde zin?
Slide 11 - Open question
Hoofdstuk 4: Grammatica
Hoofdzin:
* ow + pv staan naast elkaar.
* De pv staat voor in de zin.
* Een hoofdzin kan zelfstandig staan.
Slide 12 - Slide
Bijzin:
* Tussen ow en pv kunnen wel andere zinsdelen staan.
* De pv staat vaak achter in de bijzin.
Bijzin: Een hoofdzin kan een zelfstandige zin zijn, terwijl een bijzin altijd een afhankelijke zin is. Een bijzin kan dus nooit op zichzelf staan (vandaar de naam bijzin).
Slide 13 - Slide
Ik zou graag van jou willen weten of je voor mij naar een vergadering wilt gaan.
A
HZ - HZ
B
BZ - BZ
C
HZ - BZ
D
BZ - HZ
Slide 14 - Quiz
Als je dat liever niet doet, hoor ik het wel.
A
HZ - HZ
B
BZ - BZ
C
HZ - BZ
D
BZ - HZ
Slide 15 - Quiz
Wij hebben er van alles aan gedaan, maar het is niet gelukt.
A
HZ - HZ
B
BZ - BZ
C
HZ - BZ
D
BZ - HZ
Slide 16 - Quiz
nevenschikkend of onderschikkend?
Nevenschikkend:
De zin bestaat uit (minstens) twee hoofdzinnen of uit twee bijzinnen.
Slide 17 - Slide
Hij maakt zich geen zorgen, omdat hij goed voorbereid is.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
Slide 18 - Quiz
Ons bedrijf bestaat dit jaar een eeuw en daarom geven we korting op al onze producten.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
Slide 19 - Quiz
Marije gaat waarschijnlijk naar Zuid-Amerika en anders gaat ze naar Australië.