This lesson contains 15 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Lezen
Pak je leesboek en ga lezen.
timer
17:00
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Doel
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken in een zin.
Je maakt aantekeningen tijdens de uitleg!
Slide 3 - Slide
Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.
Slide 4 - Slide
Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.
Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
Uitroepteken (uitroep): Doe je best!
Slide 5 - Slide
Maak een zin met een vraagteken en een zin met een uitroepteken.
Slide 6 - Open question
Komma
De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden. Je kan iets heel anders schrijven dan je bedoelt of het brengt verwarring.
Slide 7 - Slide
Komma
De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.
Slide 8 - Slide
Dubbele punt ( : )
Je zet een dubbele punt in een zin als je iets aankondigt.
Met een dubbele punt kun je ook een citaat aankondigen.
Je zet een dubbele punt ook voor een opsomming.
Slide 9 - Slide
dubbele punt
Je gebruikt de dubbele punt bij...
bijvoorbeeld
een gedachte (let op, geen aanhalingstekens en hoofdletter!)
Elsa dacht: wat is wiskunde toch een interessant vak.
een citaat (de directe rede)
Peter zei: 'Wat is Nederlands toch een interessant vak!'
een opsomming
Ik vind de volgende vakken interessant: Frans, wiskunde en geschiedenis.
een uitleg of toelichting
Geschiedenis vind ik interessant: je leert ontzettend veel verschillende dingen.
Slide 10 - Slide
Aanhalingstekens
Bij citaten
'Luister naar me!' riep tante Bea.
'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?'
'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt.
Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.
Slide 11 - Slide
De afspraken:
aanhalingstekens "..."
Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.
"Wat een gedoe," zei Rachid.
Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt (citeren).
De uitspraak "Meedoen is belangrijker dan winnen" hoort bij de Olympische spelen.
Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
Wat betekent het woord "citeren"?
Slide 12 - Slide
Leestekens
Slide 13 - Slide
Woordenschat
Welke woorden heb je meegenomen?
Welke zinnen heb je gemaakt?
Deel met je buurman/buurvrouw.
Hierna vertel je welke woorden de ander had en wat het betekent.