This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Map
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Lesdoelen
Je kan:
Uitleggen wat het absolutisme is
Uitleggen wie Lodewijk XIV was
Slide 5 - Slide
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de verlichting?
A
Bijgeloof
B
Rationaliteit
C
Dictatuur
D
Mensenrechten
Slide 6 - Quiz
Wat is de afschaffing van de slavernij gekoppeld aan?
A
Absolutisme
B
Idealen van de verlichting
C
Feodalisme
Slide 7 - Quiz
Wie was Lodewijk XIV?
A
Franse koning
B
Spaanse Koning
C
Duitse Vorst
D
Engelse koning
Slide 8 - Quiz
Wat zijn kenmerken van het absolutisme?
A
Machtsconcentratie bij de vorst
B
Volledige persvrijheid
C
Geen scheiding der machten
D
Machtsconcentratie bij het volk
Slide 9 - Quiz
Leervragen
1. Ik kan de kenmerken van het absolutisme beschrijven
2. Ik kan de belangrijkste kenmerken van de verlichting beschrijven
3. Ik kan de afschaffing van de slavernij koppelen aan de idealen van de verlichting
Slide 10 - Slide
Frankrijk
Nederland
Heilige Roomse Rijk
Slide 11 - Slide
Geestelijkheid
De 1e stand
Adel
De 2e stand
De 3e stand
Alle mensen die niet bij de 1e of 2e stand horen.
Slide 12 - Slide
De 1e stand
De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters
Slide 13 - Slide
De 2e stand
De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
Slide 14 - Slide
De 3e stand
De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.
De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
De Zonnekoning
Lodewijk XIV (1638-1715) was één van de machtigste koningen van Frankrijk.
Hij werd koning toen hij 5 jaar was. Tot zijn 23e werd Frankrijk daarom bestuurd door eerste minister Mazarin.
Hij zorgde ervoor dat iedereen naar Lodewijk zou luisteren en dat hij de absolute macht had.
Pak je smartphone of tablet en klik op de link om het paleis van Versailles van binnen te bekijken!
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
L'État, c'est Moi
De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme.
Lodewijk XIV was een Franse koning met asolute macht.
Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)
Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...
Slide 19 - Slide
Brenger van orde en rust
Verschillende edelen vochten om de macht in Frankrijk
Lodewijk bracht daar verandering in
Met zijn leger kon hij vrede en rust brengen in Frankrijk
De kerk was naast de koning ook heel machtig (onderwijs/ziekenzorg)
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Aantekeningen
Aantekeningen
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
De Verlichting
vanaf ±1700
De Katholieke kerk had in grote delen van Europa nog veel macht & invloed. Ze verzorgde het onderwijs en de ziekenzorg
Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)
Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de Kerk en de adel.
Slide 26 - Slide
De Verlichting
Veel ideeën van de Verlichting gingen over de samenleving en de mensen daarin. Een aantal belangrijke ideeën waren:
Mensen moesten zelf nadenken.
Alle mensen moesten gelijk zijn.
Alle mensen hadden recht op vrijheid, recht op vrije meningsuiting en recht op hun eigen geloof.
Slide 27 - Slide
John Locke
Belangrijke denker uit de Verlichting
Iedereen wordt gelijk geboren.
De koning moet rekening houden met de belangen van het volk.
Als een koning slecht regeert, mag het volk hem afzetten.
Slide 28 - Slide
Voltaire
tegen bijgeloof en de kerk
vrijheid van meningsuiting
God bemoeid zich niet met de wereld, dat is tegen de wetten van de natuur
"Het is tegen deze prijs dat u in Europa suiker eet"
Slide 29 - Slide
Hoe zat het in de Republiek
Stadhouder Willem V aan de macht
Regeerde met zijn Regenten als een soort vorst
Het ging slecht in de Republiek in de 18e eeuw
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Eind 18e eeuw in Nederland:
De welvaart van de Gouden Eeuw is verdwenen.
Zeeoorlogen met Engeland.
Willem V + regenten (bestuurders) krijgen de schuld.
Boze burgers grijpen de macht in veel steden. Deze burgers noemen we: patriotten
Slide 32 - Slide
Patriotten
Boze burgers die de macht grijpen: ze willen zelf hun stad besturen.
Streven naar vrijheid, gelijkheid en democratie
Leider: Joan Derk van der Capellen tot den Pol (schrijver van de tekst 'aan het volk van Nederland).
Slide 33 - Slide
Leervragen
1. Ik kan de kenmerken van het absolutisme beschrijven
2. Ik kan de belangrijkste kenmerken van de verlichting beschrijven
3. Ik kan de afschaffing van de slavernij koppelen aan de idealen van de verlichting
Slide 34 - Slide
Wat was een belangrijk standpunt van Voltaire?
A
God bemoeit zich niet met de wereld.
B
Mensen moeten zelf nadenken.
C
Iedereen wordt gelijk geboren.
D
Vrijheid van meningsuiting
Slide 35 - Quiz
Waarom moesten de edelen bij de koning in de buurt wonen?
A
Om belasting te betalen
B
Zodat de koning ze in de gaten kon houden
C
Om de mensen in de hemel te brengen
D
Om het land te besturen
Slide 36 - Quiz
Wie behoorde tot de 3e stand?
A
De edelen
B
De koning
C
De boeren en de burgers
D
De geestelijkheid
Slide 37 - Quiz
Wat was een belangrijk standpunt van Voltaire tegen de religie?
A
God bemoeit zich niet met de wereld, dat is tegen de wetten van de natuur
B
Het is tegen deze prijs dat u in Europa suiker eet.
C
Als een koning slecht regeert, mag het volk hem afzetten.
D
Alle mensen moesten gelijk zijn.
Slide 38 - Quiz
Wat was de rol van Lodewijk XIV in Frankrijk?
A
Hij was een marionet van de edelen
B
Hij was een ceremoniële koning
C
Hij had absolute macht
D
Hij had geen politieke invloed
Slide 39 - Quiz
Wie behoorde tot de 1e stand?
A
De boeren
B
De edelen
C
De koning
D
De geestelijkheid
Slide 40 - Quiz
Wie behoorde tot de 2e stand?
A
De koning
B
De boeren
C
De geestelijkheid
D
De edelen
Slide 41 - Quiz
Wat waren de voornaamste plichten van de geestelijkheid?
A
Eigen bedrijf of diploma hebben
B
Bestuur en verdediging van het land
C
Belasting betalen
D
Zorgen dat de mensen in de hemel zouden komen
Slide 42 - Quiz
Wat is droit divin?
A
Burgerlijk recht
B
Goddelijk recht
C
Gewoonterecht
D
Mensenrecht
Slide 43 - Quiz
Hoe werd Lodewijk XIV ook wel genoemd?
A
De Vredeskoning
B
De Zonnekoning
C
De Oorlogskoning
D
De Wijze Koning
Slide 44 - Quiz
Wat is absolutisme?
A
De wil van de koning is wet
B
De macht van de kerk is absoluut
C
Er is geen absolute macht
D
Het volk heeft de absolute macht
Slide 45 - Quiz
Wat was een belangrijk standpunt van Voltaire tegen de kerk?
A
De koning moet rekening houden met het volk.
B
Alle mensen hadden recht op vrijheid, recht op vrije meningsuiting en recht op hun eigen geloof.
C
Tegen bijgeloof en de kerk
D
Het is tegen deze prijs dat u in Europa suiker eet.
Slide 46 - Quiz
Wat mag het volk doen als een koning slecht regeert?
A
De koning belonen
B
De koning negeren
C
De koning beschermen
D
De koning afzetten
Slide 47 - Quiz
Wat is het principe dat stelt dat iedereen gelijk wordt geboren?
A
Gelijkheidsbeginsel
B
Verlichtingsprincipe
C
Menselijke natuur
D
Sociaal contract
Slide 48 - Quiz
Wat waren een aantal belangrijke ideeën van de Verlichting?
A
Alle mensen hadden recht op vrijheid, recht op vrije meningsuiting en recht op hun eigen geloof.