Spelling - tussenletters

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3,4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
een samenstelling: twee of meer bestaande woorden aan elkaar plakken. Samen vormen ze een nieuw woord.

Slide 2 - Slide

samenstellingen
De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven. 
Maar, soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken. 

Slide 3 - Slide

Tussenletter in samenstellingen
3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 6 - Slide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s en met -en heeft, gebruik je ook -e- als tussenletters.
  • groenten
  • groentes
  • DUS:
  • groentesoep
  • groenteboer


Slide 7 - Slide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord iets is waarvan er maar één is/bestaat, gebruik je ook -e- als tussenletters. Bijvoorbeeld:
  • zon
  • maan
  • DUS:
  • zonnebril, zonnebrandcrème, zonnescherm
  • maneschijn 


Slide 8 - Slide

Tussenletters -e-
Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft, gebruik je ook -e- als tussenletters.
  • apetrots
  • reuzesterk

Als het eerste woord géén zelfstandig naamwoord is, gebruik je ook -e- als tussenletters:
  • lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen


Slide 9 - Slide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s heeft, gebruik je -e- als tussenletters.
  • garage
  • garages
  • DUS:
  • garagedeur
  • garagebedrijf


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Tussenletters -s-
Als je de -s- hoort in de samenstelling, schrijf je de tussenletter -s-
  • beroepsvoetballer, lievelingskleur

Vervang het 2e woord met iets anders, als dat woord al met een s- begint:
  • varkensstal, want het is ook varkensvlees. 
  • stationschef, want het is ook stationshal. 


Slide 12 - Slide

Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm

Slide 13 - Quiz

Samenstelling of niet?
gevaar
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Wat is een samenstelling
A
weegschaal
B
loopt
C
school
D
het

Slide 15 - Quiz

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 16 - Quiz

Wat is een samenstelling
A
zwaaien
B
wangen
C
springen
D
kaasschaaf

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
zonnebrand
B
zonnenbrand

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
ruggegraat
B
ruggengraat

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
fietserek
B
fietsenrek

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
kattenkruid
B
kattekruid

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
bruidsluier
B
bruidssluier

Slide 23 - Quiz