Troisième cours 16 septembre

1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning et buts
Aan het eind van dit blokuur....
1. Hebben we het huiswerk besproken
2. Kan je een  verhaal over familie begrijpen. 
3. Kan je jezelf voorstellen en iets over je familie vertellen. 

Slide 2 - Slide

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Vocabulaire A et B
Zinnen en verhaaltje maken in de présent

Slide 4 - Slide

Vocabulaire A

Slide 5 - Slide

Vocabulaire B

Slide 6 - Slide

Koppel de antwoorden aan de juiste vragen. 
Phrases, partie B
Tu peux te présenter? 
Tu as des frères et soeurs? 
Ils sont comment? 
Mon frère est sportif et ma soeur est sympa.
Je m'appelle Zoé et j'ai 16 ans
Oui, j'ai un frère et une demi-soeur.

Slide 7 - Drag question

De opdrachten
1. Maak 5 zinnen met in ieder geval:
elk werkwoord (aller, faire, nager, jouer et parler) en 5 verschillende vormen van het bezittelijk voornaamwoord gebruikt.

2. Maak een verhaaltje over jouw droomvakantie, wat doe je dan? Zet het in de présent en oefen vooral met de werkwoorden op -er en aller en faire. 

Slide 8 - Slide

Jezelf voorstellen
1. Je stelt jezelf voor (je naam en leeftijd)
2. Je vertelt of je broers of zussen hebt
3. Je geeft aan hoe je broer(s) en/of zus(sen) zijn 

Slide 9 - Slide

Tu peux te présenter?

Slide 10 - Open question

Tu as des frères et soeurs?

Slide 11 - Open question

Ils sont comment?

Slide 12 - Open question

Au travail
Faites exercice 8,10 et 11 de partie B (p.10-11 WB)

timer
17:00000

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 15 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 16 - Slide

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat in deze zin past. Let op de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.

(hun)… amis viennent demain

Slide 17 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) père
timer
0:45

Slide 18 - Open question

Noem 3 bezittelijke voornaamwoorden voor "mijn"

Slide 19 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) parents

Slide 20 - Open question

vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in:
(uw) avenir

Slide 21 - Open question

vul het bezittelijk voornaamwoord in
C'est (jouw) ami?

Slide 22 - Open question

Vertaal het goede bezittelijk voornaamwoord:
(zijn) voitures

Slide 23 - Open question

Hoe werkt de 'klinker-regel' bij
bezittelijk voornaamwoorden?

Slide 24 - Open question

Vertaal het goede bezittelijk voornaamwoord:
(hun) mère

Slide 25 - Open question

Het bezittelijk voornaamwoord
(mijn) copains

Slide 26 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père
timer
0:45

Slide 27 - Open question

Devoirs
Faire: 
Exercices 13bc et 14ab

Apprendre:
Vocabulaire A et B (p.39-40 WB)
Grammaire C (p.10 TB)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide