wk 40 20212022 2N

LES 1
timer
10:00
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvwoLeerroute VLeerjaar 1,2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

LES 1
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Terugblik
Fictie:
  • Je weet wanneer een verhaal chronologisch is en dat een flashback en een flashforward de chronologie kunnen doorbreken.
  • Je weet dat een terugverwijzing of vooruitverwijzing te kort zijn om een chronologie te kunnen doorbreken.
Spelling:
  • Je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord spelt
  • Je weet dat een samengestelde zinnen meerdere onderwerpen en gezegdes heeft

Slide 2 - Slide

Fictie
  • Je weet hoe een verhaal kan beginnen en eindigen
  • Je weet wat we bedoelen met een thema en kunt een thema koppelen aan je eigen boek.

Slide 3 - Slide

Thema
  • Een verhaal gaat altijd ergens over. Dat noem je het thema.
  • Het thema kun je soms samenvatten in één woord en soms in een korte zin. Bijvoorbeeld: oorlog, liefdesverdriet, angst voor rampen, hoever kun je gaan met plagen/pesten.
  • Het thema van een verhaal bepalen is niet makkelijk, je moet over het hele verhaal nadenken om erachter te komen wat het thema  is.

 

Slide 4 - Slide

Is het thema hetzelfde als een genre?
Nee! Een genre is een soort verhaal (bijvoorbeeld een avonturenverhaal). Het thema van dit verhaal is eigenlijk het 'hoofdonderwerp' waar het hele verhaal om draait. Bijvoorbeeld: overleven in de wildernis of op zoek naar de Indianen

Slide 5 - Slide

Het thema van een verhaal bepalen
  • Bedenk welke onderwerpen steeds terugkomen in het verhaal, (met welk probleem de hoofdpersoon te maken heeft).
  • Probeer in één zin samen te vatten waar het boek over gaat. De titel en de tekst op de achterkant van je boek geven vaak aanwijzingen voor het thema.

Opdracht: Bedenk een thema bij jouw eigen leesboek. 

Slide 6 - Slide

Verhaalbegin
Een paar lessen geleden heb je geleerd dat een verhaal niet een vaste opbouw hoeft te hebben. Er zijn 3 manieren om een verhaal te beginnen:
  1. inleidend begin: de schrijver geeft een beeld van de personages en de situatie waarin ze zitten.
  2. midden in de gebeurtenissen: de schrijver valt met de deur in huis, er is geen inleiding en pas na een tijdje krijg je de aanwijzingen over de situatie.
  3. einde van het verhaal: je begint bij het einde van het verhaal en leest vervolgens wat daaraan vooraf is gegaan.

Slide 7 - Slide

Verhaaleinde
Een verhaal kan op twee manieren eindigen, de tweede heeft vaak de voorkeur bij de lezer. De eerste wordt vaak gebruikt in series (denk maar aan een netflixserie).
  1. Open einde (het verhaal eindigt met een aantal vragen dat niet is beantwoord)
  2. Gesloten einde (het verhaal is afgerond, er zijn geen vraag meer bij de lezer).

Slide 8 - Slide

Klassikale opdracht
  1. Kun jij een verhaal (boek of film) herinneren dat met een inleidend begin start?
  2. Weet jij een verhaal dat een open einde heeft? Met welke vragen bleef je zitten?
  3. Weet jij een verhaal dat een gesloten einde heeft? Hoe kwam het dat je geen vragen meer had?


Slide 9 - Slide

Fictie eindopdracht

Volgende week (wk 41) presenteren we onze eindopdracht. Heeft iemand hier nog vragen over?

Slide 10 - Slide

Spelling
  • Je leert hoe je  het bijvoeglijk naamwoord spelt.
  • Je weet wanneer je een hoofdletter en kleine letter moet schrijven. Je kunt je antwoord uitleggen.

Slide 11 - Slide

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Er zijn 3 soorten bijvoeglijke naamwoorden:
  • stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • infinitief als bijvoeglijk naamwoord

In de volgende dia's worden bovenstaande bijvoeglijke naamwoorden uitgelegd met voorbeelden. 

Slide 12 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Dit bnw geeft aan waar iets van is gemaakt. 

Regel:

Nieuwe stof: niet veranderen (plastic tas, polyester boot)
Oude stof: +-en toevoegen  (metalen kast, houten trap, glazen deur)

Slide 13 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Slide

Infinitief als bijvoeglijk nw
Wanneer het woordje 'te' voor het bijvoeglijk naamwoord staat, volgt de infinitief. Voorbeeld:

de te nemen beslissing.
het te kammen haar
de te repareren auto

Slide 15 - Slide

het (verbreden) voetpad

Slide 16 - Open question

de te (kiezen) kandidaat

Slide 17 - Open question

de (vergroten) foto

Slide 18 - Open question

De (verpesten) tekening

Slide 19 - Open question

het (kneden) deeg

Slide 20 - Open question

Opdrachten maken
       blz. 79 en verder  opdr 1, 2 (ik/hij/wij), 3, 4 en 5

blz. 82: aantekening hoofdletters en kleine letters overnemen in schrift




        Spelling -> ww-spelling -> opdr samengestelde zinnen (t/m zin 8 maken)

        Blz. 80 opdr 3 maken

Slide 21 - Slide

Afsluiting
Huiswerk:

volgende week eindopdracht fictie af --> dus lezen in je leesboek!



Slide 22 - Slide

LES 2
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Terugblik
Fictie:
  • Je hebt geleerd hoe een verhaal kan beginnen en eindigen. Je kunt voorbeelden bij deze situaties bedenken/herkennen.
  • Je hebt geleerd wat een thema is en kunt een thema bedenken bij jouw eigen verhaal.

Slide 24 - Slide

Fictie
Na de vorige les ken je alle begrippen die je in je eindopdracht moet toepassen.

Je krijgt deze les 30 min de tijd om aan je eindopdracht te werken.
timer
30:00

Slide 25 - Slide

Spelling
  • Je weet wanneer je een hoofdletter of kleine letter moet schrijven.
  • Je kunt het meervoud van zelfstandige naamwoorden vormen

Slide 26 - Slide

hoofdletter en kleine letter

Je krijgt 8 minuten om de regels op blz. 82 te bestuderen. Noteer lastige regels even in je schrift met enkele voorbeelden. 

Je docent dicteert zo enkele woorden, hoeveel heb jij er goed? 
timer
8:00

Slide 27 - Slide

Wat is het meervoud van brandweerman?

Slide 28 - Mind map

Het meervoud van 'museum' is museums.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quiz

Wat is het meervoud van rommel?

Slide 30 - Open question

Wat is het meervoud van 'gedaante'?

Slide 31 - Open question

Meervoud (regels)
Een overzicht van de regels staat in blok 3 spelling. Dit is echter niet een uitgebreid overzicht. Voor een volledig overzicht klik je op de link in de volgende dia of gaat naar: Drive --spelling --> blok 1 t/m 3 --> regels meervouden

Opdracht: Maak nu de opdracht in blok 3 spelling: 
 opdr 2 blz. 128    


Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Afsluiting
Huiswerk: 

Werken aan fictieopdracht

In 1e les eindopdracht mee naar school



Slide 34 - Slide