27 september

• Dagplanning
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Goedemorgen! 

Goed dat je er bent.

• Leg je mobiel in de kluis. 
• Ga zitten op je plaats.
• Tijdens het kijken naar het journaal mag je wat eten en drinken. 

jeugdjournaal.nl

Dagplanning

• Pak je Chromebook uit de kast.
• Opstarten LessonUp of Studiemeter 

1e lesuur:Nederlands

Bekijk de afbeelding

Wat denk jij dat het meisje volgens de agent moet doen? 

Wat denk jij dat het meisje volgens de agent moet doen?

Woordenschat> Formeel taalgebruik

* bekijk het filmpje.

* maak de opdracht op volgende dia

nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl

Je bent vergeten in te checken en zit al in de trein. Je zoekt snel op wat je moet doen. Lees tekst 1

Wat kun je dus nu het best meteen gaan doen? 

Je bent vergeten in te checken en zit al in de trein. Je zoekt snel op wat je moet doen. Lees tekst 1

Wat kun je dus nu het best meteen gaan doen?

1. De trein verlaten en een kaartje kopen.
2. Blijven zitten en hopen dat het goed komt?.
3. Bij de conducteur melden dat je vergeten bent om in te checken.
4. Je opsluiten in de WC.

Je hebt een vriend een kaartje gestuurd. Je hebt alleen zijn adres en een kort berichtje op de kaart gezet. Je bent vergeten een postzegel te plakken. Je zoekt op wat er nu gebeurt. Lees tekst 2.

Krijgt je vriend de kaart?

1. Ja
2. Nee

Je hebt een vriend een kaartje gestuurd. Je hebt alleen zijn adres en een kort berichtje op de kaart gezet. Je bent vergeten een postzegel te plakken. Je zoekt op wat er nu gebeurt. Lees tekst 2.

Wie moet de postzegel betalen

1. Jij
2. Je vriend

Aan de slag!

2e lesuur:Wiskunde

Tess heeft op
woensdag .....
berichtjes gestuurd

Kijk naar de turftabel in het voorbeeld.
Op welke twee manieren kun je het totaal aantal cijfers berekenen?

1. Door de getallen onder cijfer bij elkaar op te tellen
2. Door het aantal geturfde streepjes onder turven bij elkaar op te tellen
3. Door de getallen onder aantal bij elkaar op te tellen

Aan de slag!

Pauze

3e lesuur: Gym

4e lesuur: Engels

apps.noordhoff.nl

Look at the picture. Write four sentences about things that you see in the picture. Use the present perfect.

Example key:

1 A man has broken a car window.

2 The girl has stolen a mobile phone.

3 Nobody has called the police.

4 The blond man hasn’t seen anything.

Aan de slag!

Pauze

5e lesuur: Koken

Aan de slag!

6e lesuur: 

Aan de slag!