This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Persoonsvorm en zinsdelen
Oefenen zinsdelen
Je oefent het zelfstandige naamwoord en lidwoord
Start opdracht
Theorie zelfstandig naamwoord en lidwoord
Uitleg opdrachten
Nederlands
Maak opdracht 1 t/m 4
Klaar? Maak de extra opdrachten online
Hoe ging het?
Volgende keer
Slide 1 - Slide
Gedachte
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 2 - Quiz
Noem 3 zelfstandige naamwoorden + het lidwoord
Slide 3 - Open question
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 1 (zn)
De meeste zelfstandige naamwoorden kun je aanraken, ze zijn 'tastbaar', zoals een tafel, een stoel, een telefoon, een fietsje en een schommel.
Er zijn ook niet-tastbare zelfstandig naamwoorden, zoals boosheid, vrolijkheid, angst, honger en liefde.
Voor zelfstandige naamwoorden kun je meestal een lidwoord zetten: de, het of een. Bijvoorbeeld: de tafel, de stoel, een telefoon, een fietsje, de schommel, de angst, de liefde.
Slide 4 - Slide
Lidwoorden
De (bepaald lidwoord) (blw)
Het (bepaald lidwoord) (blw)
Een (onbepaald lidwoord) (olw)
De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
Slide 5 - Slide
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.
Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst
Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een gouden ring.
Slide 6 - Slide
Ik heb een WOLLEN trui
A
zelfstandig naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
Slide 7 - Quiz
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 8 - Quiz
Noem 3 bijvoeglijke naamwoorden
Slide 9 - Open question
De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.
Wat is in deze zin
een zelfstandig naamwoord?
timer
0:30
blonde
jongen
rugtas
is
Slide 10 - Drag question
Noem een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
A
rood
B
lelijk
C
houten
D
hoge
Slide 11 - Quiz
zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
roos
lokalen
klein
Slide 12 - Drag question
Rijst
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Quiz
Het lidwoord 'een' is een:
A
Bepaald lidwoord
B
Onbepaald lidwoord
Slide 14 - Quiz
gevlochten haren
A
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 15 - Quiz
De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Slide 16 - Drag question
Lidwoord
zelfstandig naamwoord
timer
0:30
Een
aanrijding
op
de
snelweg
zorgt
meestal
voor
een
lange
file.
Slide 17 - Drag question
Tekst
Zelfstandig naamwoord
Bijv. naamwoord
timer
1:00
huisarts
wit
fiets
groot
duur
jong
nieuw
oma
interessant
klaslokaal
Slide 18 - Drag question
Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord
Slide 19 - Quiz
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 2 (zn)
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud, zoals boom en bomen.
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben geen enkelvoud, zoals hersens. Andere zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoud, zoals sneeuw en rijst.
Zelfstandige naamwoorden kun je vaak verkleinen; boom en boompje.
Slide 20 - Slide
De is een
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
Slide 21 - Quiz
Jumbo
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 22 - Quiz
Welke van deze woorden is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
lieve
B
grote
C
koperen
D
boze
Slide 23 - Quiz
Verliefd
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 24 - Quiz
Metalen
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 25 - Quiz
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 1
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord
De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind
Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch.
Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden.
Vind jij haar ook Facebookverslaafd? Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.
Slide 26 - Slide
Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.
De blauwe trui
De aardige vrouw
De houten trap
Slide 27 - Slide
Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Je kunt in de koude winter je mooie handen het best beschermen met leren handschoenen.