1.4/1.5 Kritisch denken

1.4/1.5 Kritisch denken
Welkom in de les

BK : blz 24

1 / 41
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.4/1.5 Kritisch denken
Welkom in de les

BK : blz 24

Slide 1 - Slide

Doelen 
  • Je kan beschrijven wat kritisch denken is
  • je kent het verschil tussen een feit en een mening
  • je weet uit welke onderdelen een goed onderbouwde mening bestaat 
  • Je kan uitleggen dat kritisch denken niet hetzelfde is als kritiek geven 

Slide 2 - Slide

Kritisch denken; je gaat zorgvuldig om met informatie en het bepalen van je mening.

Slide 3 - Slide

Kritisch denken
Kritisch denken bestaat uit drie delen:

 

- Welke informatie is betrouwbaar/op waarde schatten.
- Het van een andere kant bekijken.
- Nadenken over je eigen mening.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

1.5 Kritisch denken
Welke informatie is betrouwbaar?


Video:
- wat is het doel van fake nieuws?
- hoe bepaal jij of iets betrouwbaar is?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

1.5 Kritisch denken
Informatie van meerder kanten bekijken!

video:
- de mening van een klasgenoot kan anders zijn dan jouw mening.
- bekijk informatie eens door de ogen van een ander.

Slide 8 - Slide

wat zie je?

Slide 9 - Slide

1.5 Kritisch denken
Nadenken over je eigen mening


- kijk goed naar de verzamelde informatie.
- Is dit nog steeds mijn mening?
- moet ik mijn mening aanpassen?

Slide 10 - Slide

BK: Lees blz 24 goed door
        maak blz 25 t/m 27
opdracht 6 t/m 10
timer
15:00

Slide 11 - Slide

Waarden zijn:
A
De waardering die je krijgt.
B
Principes die jij belangrijk vindt.
C
Regels over je gedrag.
D
Waardeloze dingen.

Slide 12 - Quiz

Welk machtsmiddel zie je hier op de afbeelding?
A
Geweld
B
Status
C
Aantal
D
Geld

Slide 13 - Quiz

Levi vindt GEZONDHEID heel belangrijk in zijn leven. Gezondheid is voor hem een..
A
Belang
B
Machtsmiddel
C
Norm
D
Waarde

Slide 14 - Quiz


De Nederlandse jongeren zijn stoer. Dit is een:
A
Mening
B
Feit
C
Maatschappelijk probleem
D
Vooroordeel

Slide 15 - Quiz


Wat is een belang?
A
Iets wat je belangrijk vind.
B
Het nadeel dat je ergens bij hebt.
C
Het voordeel dat je ergens bij hebt.
D
Waar je veel waarde aan hecht.

Slide 16 - Quiz


Wat leer je bij maatschappijleer?
A
Je leert over de Nederlandse taal.
B
Je leert over de samenleving.
C
Je leert dat je mening altijd goed is.
D
Je leert over de maat van jouw kleding.

Slide 17 - Quiz

Wetsregels zijn verplicht, gedragsregels niet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Welke uitspraak klopt NIET?
A
Cafe-eigenaren hebben belang bij veel drankverkoop
B
De politiek is altijd betrokken bij maatsch. problemen
C
Belasting moeten betalen is een gedragsregel

Slide 19 - Quiz

Als ik op vakantie ga ben ik afhankelijk van:
A
Mijn docent
B
Mijn ouders
C
De politiek
D
Mijn buren

Slide 20 - Quiz

Een feit is iets dat:
A
verzonnen is.
B
een vooroordeel is.
C
een mening is.
D
je kunt bewijzen.

Slide 21 - Quiz


Wat hoort NIET bij kritisch denken?
A
Het onderwerp van verschillende kanten bekijken.
B
Nieuwsberichten meteen doorsturen.
C
Informatie op waarde schatten
D
Nadenken over je eigen mening.

Slide 22 - Quiz


Een goede mening heb je als:
A
Je alle feiten kent.
B
Je vasthoud aan wat je vindt.
C
Als anderen dat ook vinden.
D
Je alleen één kant van het verhaal kent.

Slide 23 - Quiz

Als je uitlegt waarom je ergens iets van vindt, dan gebruik je:
A
Meningen
B
Argumenten
C
Vooroordelen
D
Waarden

Slide 24 - Quiz

Welk machtsmiddel geeft onze koning de meeste macht?
A
Kennis
B
Functie
C
Geweld

Slide 25 - Quiz

Welke WAARDE past bij:
Je mag niet liegen"
A
Eerlijkheid
B
Gelijkheid
C
Veiligheid
D
Gezelligheid

Slide 26 - Quiz

Alcoholgebruik onder jongeren...
A
...is een privé aangelegenheid.
B
...is een probleem van de kroegen.
C
...is een maatschappelijk probleem
D
...moet op school worden opgelost.

Slide 27 - Quiz

Welke van onderstaande antwoorden is een maatschappelijk probleem?
A
Wereldvrede
B
Donald Trump
C
Toerisme
D
Huizencrisis

Slide 28 - Quiz

De mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden noem je:
A
Macht
B
Belang
C
Waarde
D
Norm

Slide 29 - Quiz

Bewoners houden acties om hun buurt autovrij te houden.
Hiermee komen zij op voor hun:
A
Normen
B
Waarden
C
Belangen
D
Macht

Slide 30 - Quiz

Welke van onderstaande problemen is GEEN maatschappelijk probleem?
A
Dakloosheid
B
Sportdag afgelast wegens regen.
C
Drugscriminaliteit
D
Vluchtelingencrisis

Slide 31 - Quiz

Normen zijn regels waar jij en anderen zich aan moeten houden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Welke WAARDE past bij:
"Je moet goed opletten in het verkeer"
A
Gezondheid
B
Vrijheid
C
Veiligheid
D
Respect

Slide 33 - Quiz

Welk begrip?
'iets wat te controleren is en dus ook waar is'
A
Macht
B
Waarde
C
Norm
D
Feit

Slide 34 - Quiz

Welk kenmerk hoort NIET bij een maatschappelijk probleem?
A
Er zijn veel verschillende meningen
B
De overheid moet het oplossen
C
Er zijn veel mensen bij betrokken
D
De oplossing komt altijd vrij snel

Slide 35 - Quiz

Bij welk begrip hoort deze uitleg?
'een voordeel dat iemand heeft of kan krijgen'

A
Norm
B
Belang
C
Waarde
D
Mening

Slide 36 - Quiz

Welk begrip?
'dit is wat jij vindt van een onderwerp'
A
Mening
B
Norm
C
Belang
D
Argument

Slide 37 - Quiz

Welk begrip?
'de mogelijkheid om iemand zijn/haar (denk)gedrag te beinvloeden'
A
Macht
B
Belang
C
Argument
D
Feit

Slide 38 - Quiz

Welk begrip?
'uitleg van waarom jij iets vindt'
A
Macht
B
Waarde
C
Argument
D
Mening

Slide 39 - Quiz

"Je moet altijd de waarheid vertellen", dit is een ...
A
Waarde
B
Norm

Slide 40 - Quiz

Welk begrip?
'een gedragsregel'
A
Mening
B
Waarde
C
Norm
D
Argument

Slide 41 - Quiz