Paragraaf 9.4 - ziek deel II

Paragraaf 9.4 - Ziek
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 9.4 - Ziek

Slide 1 - Slide

Planning

  1. Uitleg paragraaf 9.4 - deel II (10 min)
  2. Werkblad  maken - Strip indelen (15 min)
  3. Bespreken (5 min)
  4. Werkboek opdrachten maken (10 min)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. In je eigen woorden uitleggen hoe vreetcellen en antistofcellen samenwerken om ziekteverwekkers uit te schakelen
  2. Uitleggen wat immuun betekent, op welke drie manieren je dit wordt en van elke manier uitleggen of het actieve of passieve immuniteit is

Slide 3 - Slide

Paragraaf 9.4 - Ziek

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog?
1. Verschil tussen prognose en diagnose? 
2. Welke 2 soorten witte bloedcellen zorgen dat ziekteverwekkers onschadelijk worden gemaakt? 
3. Wat is het verschil in hoe ze te werk gaan? 
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Een infectie, en nu?
Afweer = Het uitschakelen van ziekteverwekkers 

Witte bloedcellen:
  • Vreetcellen
  • Antistoffen

Slide 6 - Slide

Vreetcellen
  • Bacteriën veroorzaken                                                                                 een ontsteking.
  • Na het werk gaan ze dood                                                                           -> pus of etter

=> Algemene afweer

Slide 7 - Slide

Antistofcellen
  • Maken antistoffen
  • Ziekteverwekker wordt herkend                                                                aan antigenen. (boek blz.?)
  • Lichaamseigen
  • Lichaamsvreemd 

=> Specifieke afweer

Slide 8 - Slide

Wat betekent immuun?
Op welke drie manieren wordt je dit?

Slide 9 - Slide

immuun
Immuun = witte bloedcellen onthouden de antistof 

Slide 10 - Slide

Immuniteit

Slide 11 - Slide

opdracht 4
De reden dat jij nu ‘arts’ bent, komt door het coronavirus. De hele wereld is in rep en roer, omdat het coronavirus een nieuw virus is. Het is een zoönose. Dit betekent dat het virus van dier op mens overgegaan is. Daarnaast is het coronavirus makkelijk overdraagbaar van mens op mens en is niemand immuun voor het virus, omdat het nieuw is.
Je hebt geleerd dat er vier verschillende manieren van immuniteit zijn. Elke manier verloopt anders en ze bieden niet altijd immuniteit. In de media spreken ze van de ontwikkeling van verschillende medicijnen en immuniteit.
Door het programma Nieuwsuur word jij als arts gevraagd om uit te leggen wat in de media allemaal gezegd wordt over immuniteit. In de lijst staan een aantal titels van bestaande krantenkoppen. Kijk welke krantenkop bij jouw naam staat. Nieuwsuur wil graag meer uitleg over die krantenkop.
Geef in ieder geval antwoord op de volgende vragen:
1. Leg uit wat een incubatietijd is.
2. Van welke manier van immuniteit is hier sprake (natuurlijke actieve immuniteit, natuurlijk passieve immuniteit, kunstmatige actieve immuniteit, kunstmatige passieve immuniteit)?
3. Leg uit hoe deze immuniteit werkt? Gebruik bij je uitleg de volgende woorden: antigenen en antistoffen.
4. Worden de mensen op deze manier ook echt immuun. Leg je antwoord uit.
5. Wat zijn zelftesten voor Corona? Geef twee argumenten voor en twee argumenten tegen het gebruik van zelfttesten. Geef je mening over zelftesten.
6. Geef jouw mening met in ieder geval twee argumenten of dit een goede manier is om het coronavirus te bestrijden.


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Werkblad maken
- Uitknippen kaartjes (2x)
- Op goede volgorde leggen strip (2x)
- Foto van maken

Klaar? 
- Begrippenlijst maken blz. Inenting

timer
15:00

Slide 14 - Slide

huiswerk maken (10 min)
- Afmaken 9.4 - opdracht 10 t/m 14, 18 t/m 21
vragen? check bij je buur, ik loop rondjes en kom helpen als ik bij je ben.

Klaar? 
Nakijken 9.4
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Maken opdrachten 1 t/m 5 en 8 t/m 10

Slide 16 - Slide


Wat is er géén functie van koorts?
A
Je bloed gaat sneller stromen.
B
Je voert afvalstoffen/ziekteverwekkers sneller af.
C
Je maakt sneller antistoffen.
D
De ziekteverwekkers gaan sneller dood.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 19 - Mind map

Fijne dag nog!
Voor vragen blijf nog even in de meet.

Slide 20 - Slide