3V 2.3



§2.3 Lezen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson



§2.3 Lezen

Slide 1 - Slide

Wat betekent 'subjectief'?
Noem ook een voorbeeld!

Slide 2 - Mind map

wat betekent 'objectief'?
Noem ook een voorbeeld!

Slide 3 - Mind map

Wat moet je weten?

- wat een artikel, een nieuwsbericht en een betoog zijn

- onderwerp en hoofdgedachte

- opbouw van alinea's herkennen

- functie van inleiding en slot herkennen

- tekstverbanden herkennen


- tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm herkennen

- een tekst kritisch lezen

- het leespubliek van een tekst herkennen

- objectieve en subjectieve argumenten herkennen

- hoe je argumenten kritisch kunt lezen

- argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen

Slide 4 - Slide

Nieuwsbericht
  • in papieren kranten, websites van kranten en online dagbladen


  • Bestaat vaak uit twee delen:
  1. inleiding (samenvatting belangrijkste informatie: wie, wat, waar, wanneer)
  2. kern (bijzonderheden: waarom en hoe)





Slide 5 - Slide

Kenmerken:


  • gaat over actuele gebeurtenis
  • informatief
  • neutraal geformuleerd: geen mening van de schrijver
  • plaatsnaam wordt vermeld
  • onder de kop-> naam persbureau of 'door onze correspondent'

Slide 6 - Slide

Tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen

Slide 7 - Slide

Een nieuwsbericht is:
A
Objectief (onpartijdig)
B
Subjectief (mening geeft zijn schrijver)

Slide 8 - Quiz

"De aarde warmt helemaal niet op. Er valt nog steeds ontzettend veel sneeuw en ik heb het het hele voorjaar koud gehad."
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 9 - Quiz

"Je moet nooit zonder wapen slapen. Volgens onderzoek van Justitie slaapt al 44% van de slachtoffers van inbraken met een wapen onder het bed."
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 10 - Quiz

Als een schrijver maar één keer zijn eigen mening geeft, blijft de tekst objectief.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Kritisch lezen

Niet alle informatie is betrouwbaar. Stel jezelf vragen als:

  • Is de bron betrouwbaar?
  • Is de schrijver deskundig t.a.v. het onderwerp?
  • Wat is het doel van de tekst/website?
  • Is de informatie actueel (genoeg)?
  • Hoe is het taalgebruik? Veel spellingsfouten?

Slide 12 - Slide

Hoe herken je het leespubliek van een tekst?
Kijk naar:
  • de bron 
  • het onderwerp
  • het taalgebruik
  • de aanspreekvorm (u of jij)
  • de afbeeldingen 

Slide 13 - Slide



Voor welk leespubliek is de tekst geschreven?

A
ouders
B
studenten
C
kinderen/jongeren

Slide 14 - Quiz

Hoofdstuk 2 onderdeel 3 leesvaardigheid
Tekst 1: opdracht 4-5-6-7
Tekst 2: opdracht 8
Tekst 3: opdracht 9-10
Thuis: test jezelf H1 §3

Slide 15 - Slide