Afronding TL4 hfdst 1 Nederland van 1848 tot 1919

Afronding hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 gaat over de volgende vier zaken:
1.1: De Nederlandse staatsinrichting nu
1.2: De grondwet van 1848
1.3: Liberalen, conservatieven en confessionelen
1.4: Socialisten en feministen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Afronding hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 gaat over de volgende vier zaken:
1.1: De Nederlandse staatsinrichting nu
1.2: De grondwet van 1848
1.3: Liberalen, conservatieven en confessionelen
1.4: Socialisten en feministen

Slide 1 - Slide

Wat heb je tot nu toe gedaan om dit te leren?

Slide 2 - Open question

Hoe goed ken je de informatie? (hoe goed kan je de leerdoelen uitleggen aan je klasgenoot, hoe goed ken je de begrippen, enz.)

Slide 3 - Open question

Hoe goed kan je opdrachten maken over hoofdstuk 1? (hoe goed kan je bronnen koppelen aan informatie, hoe goed kan je argumenten geven, hoe goed kan je informatie uit verschillende paragrafen koppelen aan elkaar, enz.)

Slide 4 - Open question

Parlement
Controleert
Volk
Gemeenteraad
Provinciale Staten
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Regering

Slide 5 - Drag question

Wetsvoorstel indienen
Onderzoek doen naar Kamerlid
Wetsvoorstel wijzigen
Discussie voeren in de Kamer.
Recht van Interpellatie
Recht van amendement

Recht van initiatief
Recht van enquete

Slide 6 - Drag question

Orden onderstaande grondrechten.
Klassieke grondrechten
sociale grondrechten
Vrijheid van meningsuiting
Recht op werk
recht op gelijke behandeling
recht op veilig bestaan
recht op gezondheidszorg
godsdienstvrijheid

Slide 7 - Drag question

Bron (vraag op volgende dia)
In Nederland zijn de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden. Tussen 1874 en 1880 was A. Luyben burgemeester van Den Bosch, maar hij was óók lid van de Tweede Kamer. Een bewering: een burgemeester heeft uitvoerende macht. Het past niet bij de scheiding van de machten dat hij ook nog een andere macht heeft.

Slide 8 - Slide

Toon aan dat de bewering juist is. Doe dit door:
- eerst aan te geven welke macht de burgemeester óók heeft als lid van de Tweede Kamer,
- en vervolgens een argument te geven waarom het beter zou zijn als de burgemeester niet tegelijk Kamerlid was.

Slide 9 - Open question

Welke kenmerken horen bij welke periode?
Nederland tussen 1848-1917
Nederland na 1919
Censuskiesrecht
Districtenstelsel
Kamerleden vertegenwoordigen politieke partijen
Evenredige vertegenwoordiging
Kamerleden 
vertegenwoordigen district
Alleen openbare scholen gefinancierd door overheid
Algemeen kiesrecht
Openbaar en bijzonder onderwijs fincieel gelijkgesteld

Slide 10 - Drag question

Wat hoort niet bij de grondwetswijziging van 1848?
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
cencuskiesrecht
C
recht op onderwijs
D
recht van amendement

Slide 11 - Quiz

Leg uit: wat is ministeriële verantwoordelijkheid?

Slide 12 - Open question

Leg uit wat de afbeelding hiernaast te maken heeft met de grondwetswijziging van 1848 in Nederland.

Toelichting: je ziet rellen in Parijs in 1848

Slide 13 - Open question


A
Liberalen
B
Progressief Liberalen
C
Confessionelen
D
Socialisten

Slide 14 - Quiz

Bij welke zuil hoorde de maker van deze tekening?
Socialisten
Liberalen
Protestanten
Katholieken

Slide 15 - Drag question

Troelstra
Censuskiesrecht
Kleine Luyden
RKSP
Schaepman
Algemeen
kiesrecht

Arbeiders
ARP
Thorbecke
mannen
kiesrecht
rijke burgers
SDAP
Liberalen
Socialisten
Protestanten
Katholieken

Slide 16 - Drag question

Leg uit wat de schoolstrijd was.
In welk jaartal is de schoolstrijd opgelost? Welke afspraak is toen gemaakt?
Welk begrip hoort bij deze oplossing?

Slide 17 - Open question

Noem twee dingen die vrouwen tijdens de eerste feministische golf wilden bereiken.

Slide 18 - Open question

Noem drie emancipatiebewegingen uit de tijd tussen 1848 en 1919
Noem een emancipatiebeweging van nu

Slide 19 - Open question

Je hebt nu verschillende opdrachten over hoofdstuk 1 gemaakt. Aan het begin heb je ingeschat hoe goed je de informatie kende en kon toepassen.
Denk je nog hetzelfde over hoe goed je het hoofdstuk kent en kunt toepassen? Waarom wel / niet?

Slide 20 - Open question

In de planner staan verschillende manieren waarop je kunt leren.
Hoe ga jij nu verder aan de slag?
Heb je daarbij iets nodig van de docent?

Slide 21 - Open question