Lucie is nu al een écht meisje. (a) Roze is haar lievelingskleur. (b) Ze houdt van eenhoorns (c) en (ze houdt van) knuffeltjes (d) en (ze) voert de werkjes op de kinderopvang altijd tot in de puntjes uit (e). Antwoord 1: argumentatiestructuur:
onafhankelijke nevenschikking:
stelling: Lucie is nu al een écht meisje. (a)
↑ ↑ ↑ ↑
argumenten: (b) (c ) (d) (e) Antwoord 2: Als roze je lievelingskleur is, je van eenhoorns en knuffels houdt en je heel nauwgezet werkt, dan ben je een echt meisje.
Antwoord 3: argumentatie op basis van kenmerken
Antwoord 4:
Zijn de genoemde eigenschappen wel zo kenmerkend voor ‘een echt meisje’?
Antwoord 5: Bijvoorbeeld: Dat is allemaal waar, maar wat dan nog? Mijn neefje zijn lievelingskleur is óók roze. En ja, ze houdt van eenhoorns en knuffels, maar ze speelt net zo lief met dinosaurussen. Plus, sinds wanneer is nauwgezet werken iets wat alleen ‘echte meisjes’ doen? Dan ben ik dus geen echt meisje? Ik ben zo slordig als wat.