This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Toets periode 2
Debatteren (BT15)
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Basis debatteren
Ballondebat
Doel:
Je kunt een standpunt en argumenten herkennen en gebruiken.
Slide 2 - Slide
Wat is een debat?
Slide 3 - Mind map
Wat is het verschil tussen een discussie en een debat?
Slide 4 - Mind map
Discussie:
- sprekers proberen elkaar te overtuigen
- geen regels
- vaak chaotisch
- aan de keukentafel, in de kroeg, in het klaslokaal, in bestuurskamers, in talkshows, in podcasts, op sociale media
Slide 5 - Slide
Debat = gestructureerd
- een propositie (voorstanders)
- een oppositie (tegenstanders)
- een derde partij: een jury of een rechter
Slide 6 - Slide
Een debat kent veel regels
Waarom?
- alle argumenten, voor en tegen, krijgen evenveel aandacht
- een discussie kan door het ontbreken van een neutrale partij snel ontsporen
Slide 7 - Slide
Doel van het debat:
- overtuigen van de derde partij met argumenten
Slide 8 - Slide
Schooldebat = wedstrijddebat
Allerlei vormen mogelijk, bijvoorbeeld:
- Lagerhuisdebat: debatleider geeft sprekers de beurt
- Parlementair debat: sprekers hebben een vaste spreekbeurt
- Freeze&Go: mengvorm van Lagerhuis en parlementair
Slide 9 - Slide
Debat voor een cijfer
Parlementair debat, 3 tegen 3, ong. 15 minuten in totaal
1. Drie rondes, elke spreekbeurt duurt 2 minuten
2. Jury = docent
3. Publiek & notulisten: één of twee andere groepjes (max 12 mensen)
Slide 10 - Slide
Je vindt ergens iets van....
Stel, iemand stelt voor dat grote winkelketens als Zara en H&M stoppen met fysieke winkels en verder gaan als online winkels.
Wat vind jij daarvan?
Slide 11 - Slide
Kun jij je mening verdedigen?
- Gebruik argumenten
- Met een argument onderbouw jij je standpunt
- Hoe beter je argument, hoe overtuigender je bent
Slide 12 - Slide
Signaalwoorden
Standpunt: Ik vind, dus, volgens mij, kortom, ik denk dat,
mijn mening hierover is
Argument: Want, omdat, immers
Slide 13 - Slide
Bedenk een argument vóór de stelling: Ik vind dat scholen pas om 11 uur 's ochtends moeten beginnen.
Slide 14 - Open question
Ballondebat!
4 (beroemde) mensen zitten in een luchtballon. Deze ballon is helaas lek en zal gaan neerstorten. We spelen 2 rondes.
Ronde 1: 1 persoon moet eruit om de ballon de lucht in te krijgen.
Ronde 2: 1 Persoon mag in de luchtballon blijven. De anderen moeten eruit.
Opdracht:
Bedenk welke beroemd persoon jij wil zijn en hoe je het publiek zou kunnen overtuigen waarom jij in de luchtballon moet blijven.
Schrijf de naam van je beroemdheid op, vouw je briefje dubbel en lever in.
timer
2:00
Slide 15 - Slide
Ballondebat in 6 groepjes
In een luchtballon zitten een aantal beroemde mensen, maar deze ballon is lek geraakt. Hij zal neerstorten en voor ieder een dodelijke afloop hebben. Slechts één iemand kan de ramp overleven, maar alleen als de anderen uit de ballon springen. Er komt zo een kort debat, waarin jij probeert zo lang mogelijk in de ballon te blijven.
1. Met je groepje kies je een beroemd persoon die jullie in de ballon gaan zetten.
2. Op het A3-papier zet je zoveel mogelijk argumenten die daarvoor pleiten.
3. Eén iemand is de spreker, de rest is jury.
4. Elke spreker spreekt 1 minuut.
5. Elk groepje (elke jury) kiest een winnaar op basis van: argumenten en presentatie/overtuiging.
timer
3:00
Slide 16 - Slide
Wie zijn de bekende ballonvaarders?
Slide 17 - Slide
Ronde 1
Elke ballonvaarder moet in een speech van
maximaal één minuut aangeven waarom hij
beslist in de ballon moet blijven zitten.
Het publiek heeft de belangrijkste functie.
Dat bepaalt wie mag blijven!
Slide 18 - Slide
Jury
Welke argumenten heb je gehoord?
Wat vond je goed?
Wat kan er beter?
Wie heeft zijn standpunt het minst goed beargumenteerd en wordt door de anderen de ballon uitgegooid?
Slide 19 - Slide
Ronde 1: wie gaat eruit?
Slide 20 - Open question
Ronde 2
Elke ballonvaarder moet dit keer een speech houden over waarom de andere twee niet mogen blijven.
Bedenk goede argumenten waarom de andere beroemdheden eruit moeten. De jury's luisteren, schrijven mee en bepalen zometeen wie mag blijven.
Slide 21 - Slide
Jury
Welke argumenten tégen de andere twee heb je gehoord?
Wat vond je goed?
Wat kan er beter?
Wie heeft de beste argumenten tegen de andere twee
en mag als enige in de ballon blijven?
Slide 22 - Slide
Ronde 2: Wie overtuigt het best en mag blijven?
Slide 23 - Open question
Beoordeel deze les Nederlands met een overdrijving (hyperbool).
Slide 24 - Open question
Het woord 'debat' is overal
- politiek debat (Tweede Kamer)
- maatschappelijk debat ('in de maatschappij')
- publiek debat (in de media, op discussiefora, op sociale media)
Wat bedoelen we nu eigenlijk met 'debat'?
Slide 25 - Slide
Wat vind jij van deze stelling? Grote winkelketens als H&M en Zara moeten hun fysieke winkels sluiten en online verder gaan.