This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Par 3 Sociale verhoudingen in Nederland
Slide 1 - Slide
Lezen
Blz 24 en 25
Slide 2 - Slide
Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen..
Slide 3 - Slide
Welk nieuw gewas gaan de Europeanen in de 18de eeuw gebruiken als voedsel?
A
Rijst
B
Aardappel
C
Kip
D
Banaan
Slide 4 - Quiz
Wat gaan de grootgrondbezitters kopen om hun land beter en sneller te bewerken?
A
Arme boeren
B
Kunstmest
C
Machines
D
Een dikke John Deere
Slide 5 - Quiz
Zet in de juiste chronologische volgorde
1
2
3
4
Enclosure
Spinning Jenny wordt uitgevonden
Eerste fabrieken worden gebouwd bij het water
Boeren gaan nog meer aan huisnijverheid doen
Slide 6 - Drag question
Waarom woonden de arbeiders zo dicht bij hun fabriek?
A
Ze vonden hun werk geweldig
B
Ze moesten lopend naar hun werk
C
Alleen daar waren beschikbare woningen
D
Ze hadden ook nachtdienst
Slide 7 - Quiz
Wat moet Nederland volgens Willem I verbeteren, voordat het een modern land kan worden?
A
Landbouw
B
Defensie
C
Infrastructuur
D
Onderwijs
Slide 8 - Quiz
Waarom koos Willem I juist voor Twente als textielindustrie-gebied?
A
Daar was hoge werkloosheid
B
Ligt dichtbij Duitsland, makkelijker voor de handel
C
In Twente had men al wat verstand van textiel
D
Daar zaten rijke ondernemers
Slide 9 - Quiz
Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf.
Slide 10 - Slide
Sociale kwestie
De arbeiders hadden het zwaar tijdens de industriele revolutie.
Slechte woon en werkomstandigheden.
Deze problemen noemen we de sociale kwestie.
Slide 11 - Slide
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Samen sterk
Er was nog geen CAO.
De arbeiders gingen zich organiseren in vakbonden.
Samen sta je sterk.
Arbeiders gingen protesteren tegen de slechte werkomstandigheden.
Slide 16 - Slide
Vakbond
Een vakbond organiseerde stakingen en oefende druk uit op de fabriekseigenaren.
Mensen sloten zich aan bij een vakbond die bij hen past.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Slide
Verschillen
Het was lastig om de arbeiders te verenigen. Er waren in Nederland verschillende politieke stromingen zoals de confessionelen, liberalen en de socialisten.
Slide 20 - Slide
Onder druk
Bij een staking legden arbeiders het werk dan massaal neer.
De fabrikant kon dan meestal niks anders doen dan luisteren of iedereen massaal ontslaan.
Slide 21 - Slide
Kinderwetje
De liberaal Samuel van Houten bedacht in 1874 het kinderwetje van Van Houten. Kinderen tot 12 jaar mochten niet langer in de fabriek werken.
Slide 22 - Slide
Sociale wetten
In 1889 kwam er een Arbeidswet:
Fabrieken moesten geïnspecteerd worden om te kijken of ze zich aan de wet hielden.
Vrouwen kregen kortere werktijden, ze konden beter voor hun gezin gaan zorgen.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
SDAP
De socialisten wilden invloed in de politiek. In 1894 richten ze hun eigen politieke partij op: SDAP.
Sociaal Democratische Arbeiders Partij.
Slide 25 - Slide
Stemrecht
In 1886 mochten de mannen die konden lezen en schrijven stemmen.
26% van de mannen.
Censuskiesrecht.
Bijna geen arbeiders.
Veel arbeiders konden niet lezen en schrijven.
Veel liberalen.
Slide 26 - Slide
Samenstelling Tweede Kamer
Slide 27 - Slide
Strijd om algemeen kiesrecht
De socialisten wilden graag algemeen kiesrecht. Dan zouden de armen ook mogen stemmen en de socialisten meer zetels krijgen.
Doel: wetgeving om de zwakkeren te beschermen.
Slide 28 - Slide
Algemeen kiesrecht
Vanaf 1917 mochten alle mannen vanaf 21 jaar en ouder stemmen.
Algemeen kiesrecht zou de arbeiders helpen aan een beter leven.
Politiek zouden ze iets kunnen veranderen.
Slide 29 - Slide
Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..
Slide 30 - Slide
In welk jaar kregen alle mannen kiesrecht?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920
Slide 31 - Quiz
Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Corona
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie
Slide 32 - Quiz
Wie bedacht het kinderwetje van 1874?
A
Johan Rudolf Thorbecke
B
Mark Rutte
C
Koning Willem III
D
Samuel van Houten
Slide 33 - Quiz
Welke politieke partij hoort er bij de socialisten?