herh. 4.1 t/m 4.3 1kgt

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

programma

• herhaling 4.1 t/m 4.3
• kahoot
• afmaken 4.3

scharreleconomie

• in arme landen vaak weinig werk. 
• veel mensen doen klusjes om beetje geld te verdienen.
• in rijke landen veel officiële banen, maar ook alles duurder. 

gezondheid in arme landen

• in arme landen eenzijdig voedsel.
• slechte hygiëne.  
• slechte gezondheidszorg
• in rijke landen welvaartsziektes.

onderwijs in arme landen

• wel naar basisschool, maar niet verder studeren.
• grote klassen, geen goed opgeleide docenten, te weinig boeken en geen computers. 

rijkdom meten

• welvaart: hoeveel geld verdient een land. 
• het bedrag dat iedereen van dat land bij elkaar verdient : het aantal inwoners van het land.
• = bnp (bruto nationaal product) per hoofd  

welzijn

• welvaart zegt niks over hoe arm mensen leven. In arme landen is alles goedkoper.
• Daarom welzijn: (hoe gelukkig zijn mensen)
• gezondheid: hoe oud worden mensen
• onderwijs: hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven
• koopkracht: hoeveel kun je kopen met een bepaald bedrag

3 groepen welvaart

• koplopers: rijkste landen zoals NL, Amerika
• volgers: landen die steeds rijker worden zoals China, India
• achterblijvers: de armste landen zoals veel Afrikaanse landen 

informele sector

• geen officieel werk
• geen belasting, niet betaald bij ziekte, geen vast inkomen.

formele sector

• officiële baan
•  betaalt belasting, doorbetaald als je ziek bent, en vast inkomen per maand.

ongelijkheid

sociale ongelijkheid: groot verschil tussen de rijken en armen in een land.

regionale ongelijkheid: groot verschil tussen gebieden in een land. Stad vaak rijk, platteland vaak arm. 

3 groepen beroepsbevolking

1. landbouw: kleine boerderijen, vaak voor zichzelf
2. industrie: werk in fabrieken, maken spullen
3. diensten: leveren een dienst zoals dokter, kantoor, leraar 

zelfstandig werken

• afmaken 1 t/m 7 van 4.3 op blz. 96 + 97 werkboek.
• daarna maken opdracht van herhaling 4.1 a + b op blz. 98.
• 5 min in stilte, daarna overleggen in tweetallen.
• vraag? vinger opsteken.
• klaar? maken blz. 99.