Ondersteunt de cliënt bij het leggen en onderhouden van contacten
1 / 35
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 4
This lesson contains 35 slides, with text slides.
Lesson duration is: 180 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Programma
Vragen?
Check portfolio na afgeronde examens leereenheid 1 & 2
Herkennen & ondersteunen van syndromen LVB & MVB
Herkennen & ondersteunen van syndromen (Z)EVB
Ontwikkelingsfasen van Dosen in beeld: fase 2
Casus tweede fase 'Eerste socialisatiefase
Opdracht Werkplekleren (WPL)
Opdracht NL schrijven
Slide 2 - Slide
Wat is een syndroom
Een syndroom is een vaste combinatie van bij elkaar horende symptomen die horen bij een bepaald ziektebeeld, een bepaalde afwijking of een bepaalde stoornis. Een syndroom kan bijvoorbeeld bestaan uit een combinatie van uiterlijke kenmerken, een verstandelijke beperking, een stoornis in de motoriek en een aanleg voor bepaalde orgaanstoornissen.
Slide 3 - Slide
Herkennen syndromen & ondersteunen van cliënten
LVB/MVB
Syndroom van Down
Foetaal alcoholsyndroom
Fragiele-X-syndroom
Bron: Expertisepunt verstandelijke beperking
Slide 4 - Slide
Syndroom van Down
Het bekendste syndroom is het syndroom van Down. Het is een aangeboren aandoening. een combinatie van verstandelijke beperking en lichamelijke symptomen. Oorzaak is de aanwezigheid van een extra chromosoom 21. Mensen met Down hebben niet twee maar drie stuks van het 21e chromosoom in elke lichaamscel.
Kenmerken
Rond gezicht, iets schuinstaande ogen, korte nek, laagstaande oren en een lagere neusbrug
Slappe en spieren (hypotonie)
Droge, schrale huid
Platte handen
Korte lichaamsbouw
(Aangeboren) hartafwijkingen
Minder goed afweersysteem, vatbaar voor infecties
Gehoorproblemen en moeite met taalverwerking
Slide 5 - Slide
Syndroom van Down
Tips voor begeleiders:
Cliënten met syndroom van Down hebben moeite met taal. Het is daarom belangrijk korte zinnen te gebruiken en oogcontact te maken. Zo kan gecheckt worden of de boodschap of opdracht is begrepen. Herhaal regelmatig wat er is gezegd. Maak gebruik van pictogrammen of plaatjes. Zo begrijpen ze beter wat er van ze wordt verwacht.
Mensen met Down hebben behoefte aan structuur en een duidelijk programma. Wordt hiervan afgeweken dan kunnen ze koppig en eigenwijs reageren. Soms zelfs agressief. De begeleidingsstijl lijkt op de omgang met mensen met autisme.
Slide 6 - Slide
Foetaal alcoholsyndroom (FAS)
Bij het Foetaal alcoholsyndroom (FAS) is er sprake van een ontwikkelingsstoornis. Het is ontstaan voor de geboorte door overmatig alcoholgebruik van de moeder. Het alcoholgebruik is namelijk schadelijk voor de ontwikkeling van het ongeboren kind. Sommigen hebben een verstandelijke beperking of leerproblemen
Kernmerken
Klein hoofd (microcefalie)
kleine neus, kleine kin
Ogen staan ver uit elkaar
Groeistoornis
Kleine misvormingen aan handen, vingers, armen, tenen
Concentratie problemen, slecht geheugen
Slide 7 - Slide
Foetaal alcoholsyndroom (FAS)
Tip voor begeleiders
Het bieden van een veilige stabiele structuur!
Slide 8 - Slide
Fragile X-syndroom
Het Fragiele X-syndroom is een zeldzame, erfelijke aandoening die wordt gekenmerkt door een verstandelijke beperking combinatie met bepaalde gedragskenmerken lijkend op gedrag bij autisme. Er is sprake van een afwijking van het geslachtschromosoom: het X chromosoom. Vrouwelijke draagsters van het chromosoom hebben geen of lichte verstandelijke beperking. Mannen hebben te maken met een matige tot ernstige verstandelijke beperking.
Slide 9 - Slide
Kenmerken fragiele X-syndroom
Aan baby’s met fragiele X zie je meestal niet veel (niet zo duidelijke als syndroom van down)
hoog geboortegewicht
Lang voorhoofd, forse knie grote afstaande oren
Lichte (meestal bij vrouwen) tot zeer ernstige (meestal bij mannen) verstandelijke beperking.
Vermijden van oogcontact. Verlegen overkomen.
Mensen met het Fragiele X-syndroom vertonen gelijkenissen met mensen met autisme
Fladderen met de handen bij opwinding of stress.
Taal- en spraakafwijkingen, zoals snel praten of onsamenhangend.
Slappe of lage spierspanning, losse gewrichten.
Grove motoriek (leren lopen), maar ook de fijne motoriek (pen vasthouden) ontwikkelen langzamer.
Bij mannen zien we druk (ADHD-achtig) gedrag, bij vrouwen meer depressief gedrag. Last van sterke stemmingswisselingen.
Het zijn gezonde, vriendelijke en zelfredzame mensen met een normale levensverwachting
Jongens hebben vaker vergrootte testikels, zijn echter normaal vruchtbaar. Ook meisjes zijn normaal vruchtbaar.
Slide 10 - Slide
Fragiele X-syndroom
Tips voor begeleiders
Cliënten met het fragiele X-syndroom zijn snel angstig. voor hen is het belangrijk veiligheid te bieden en te zorgen voor een voorspelbare omgeving. Houdt rekening met overgevoeligheid voor zintuigelijke prikkels.
Slide 11 - Slide
Herkennen syndromen & ondersteunen van cliënten
(Z)EVB
Rettsyndroom
Angelmansyndroom
Het syndroom van Prader-Willi
Bron: Expertisepunt verstandelijke beperking
Slide 12 - Slide
Rettsyndroom
Het syndroom van Rettis een aandoening in de hersenen, die vrijwel alleen voorkomt bij meisjes. Het Rettsyndroom is waarschijnlijk, op het syndroom van Down na, de meest voorkomende oorzaak van een verstandelijke beperking bij meisjes. De oorzaak is een verandering in het erfelijk materiaal. Er zijn verschillende vormen. Hieronder noemen we de kenmerken van de meest voorkomende vorm van Rett (de klassieke vorm).
Slide 13 - Slide
Kenmerken Rettsyndroom
Epilepsie
Ademhalingsproblematiek
Scoliose (verkromming van de wervelkolom)
Spierslapte van het hele lichaam (hypotonie), kunnen hierdoor niet (meer) zelfstandig lopen
Ernstige verstandelijke beperking
Spasme, iets gericht oppakken lukt niet of nauwelijks
Ernstige problemen in de communicatie, omdat zij zich niet verbaal kunnen uiten.
Communicatie verloopt vaak via de ogen. Door middel van oogcontact kunnen zij op een bijzondere manier laten merken dat ze het fijn vinden om contact te hebben
Slide 14 - Slide
Rettsyndroom
Tips voor begeleiders
Als cliënten met Rettsyndroom niet worden gestimuleerd, zakken ze makkelijk weg in passiviteit en verliest ze elke vaardigheid. Er is hier sprake van een ernstige beperking, zowel lichamelijk als verstandelijk. Het is daarom verstandig via de zintuigen contact te leggen: voelen, ruiken, proeven, luisteren, kijken.
Slide 15 - Slide
Angelman syndroom
Het Angelman syndroom is een ontwikkelingsstoornis, waarbij chromosoomafwijkingen een belangrijke rol spelen. Kenmerkend zijn typische gelaatstrekken, epilepsie, verstandelijke beperking en de afwezigheid van spraakontwikkeling.
Slide 16 - Slide
Kenmerken Angelman syndroom
Klein hoofd (microcefalie), grote mond, brede kaak, afgeplat voorhoofd
Scheelzien
Achterblijven in de ontwikkeling (rollen, zitten en lopen)
Ernstig verstoorde spraakontwikkeling (geen of zeer weinig woorden)
Verstoorde motoriek en balans (wijdbeens lopen en trillende ledematen)
Typisch gedrag (veel lachen, flapperen met de handen, overmatig bewegen en gemakkelijk af te leiden
Epilepsie
Vergroeiing in de rug (scoliose)
Slide 17 - Slide
Angelman syndroom
Tips voor begeleiders
Iemand met het AS kan niet praten, maar begrijpt heel veel. Hij of zij communiceert vooral met lichaamstaal. Laat de communicatie dus via de zintuigen verlopen, bijvoorbeeld door het laten voelen van voorwerpen. Begeleiding van mensen met het AS vraagt veel tijd en inspanning. Ouders hebben hierbij ondersteuning nodig.
Slide 18 - Slide
Het syndroom van Prader-Willi
Het syndroom van Prader-Willi is het gevolg van een genetische afwijking. Wat bij de cliënten als eerste opvalt is de onbedwingbare eetlust waardoor de kans op obesitas aanwezig is.
Slide 19 - Slide
Kenmerken van syndroom van Prader-willi
Korte mensen met een smal voorhoofd en smalle neus. Ze hebben kleine handen en voeten.
Ze hebben een sterke eetlust, maar omdat ze minder voedingsstoffen nodig hebben dan een gezond persoon ontstaat er snel overgewicht.
Spierslapte (hypotonie)
Gevolg van de spierslapte, ook bij de mond, is dat de spraakontwikkeling vertraagd verloopt. Het stemgeluid klinkt nasaal.
In het algemeen zijn het rustige, vriendelijke mensen met een licht verstandelijke beperking. Vanaf de pubertijd kunnen ze last krijgen van koppigheid en driftbuien.
Slide 20 - Slide
Syndroom van Prader-Willi
Tips voor begeleiders
Iemand met Prader Willi reageert (door de verstandelijke beperking) langzamer en heeft spraakproblemen. Ze kunnen soms kinderlijk reageren. Ben je bewust van het feit van het overgewicht een erfelijke aandoening is, die met moeite in bedwang kan worden gehouden.
Voor ouders, verzorgers en begeleiders is de combinatie van sterke eetlust met de driftbuien bij mensen met PWS soms moeilijk. Blijf rustig, gebruik korte en duidelijke instructies. Geef hen de tijd om te informatie te verwerken.
Slide 21 - Slide
Verschillende ontwikkelingsfasen van "Dosen"
in beeld
Het krijgen van een sociaal-emotioneel beeld van de cliënt
Kernvragen
Op welk sociaal-emotioneel niveau functioneert jouw cliënt?
Welke fase past bij jouw cliënt?
Welke begeleidingsstijl past hierbij?
Slide 22 - Slide
5 ontwikkelingsfasen van Dosen
Fase 1 Adaptiefase (0-6 maanden)
Fase 2 eerste socialisatiefase (6-18 maanden)
Fase 3 Eerste individualisatiefase (18-36 maanden)
Fase 4 identificatiefase (3-7 jaar)
Fase 5 Realiteitsbewustwordingsfase (7-12 jaar)
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Inbreng praktijk casus
Slide 25 - Slide
Fase 2
Vertrouwen versus wantrouwen
Slide 26 - Slide
Eerste socialisatiefase
In deze fase staat het hechtingsproces tussen de cliënt en zijn belangrijke verzorgers centraal. De cliënt voelt zich veelal nog één met de verzorger die als een soort verlengstuk van hem/haar functioneert. Het opbouwen van basale emotionele veiligheid is cruciaal.
De cliënt kan in paniek raken bij afscheid van die vertrouwde figuur of wanneer die uit zicht is. Het heeft nog weinig besef dat het een zelfstandig wezentje is en ‘weg’ is nog steeds ‘weg’. Omdat de cliënt daarnaast wel een besef begint te krijgen dat dingen en personen bestaan, ervaart het ook gemis als de vertrouwde persoon er even niet is. De nabijheid van de vertrouwde volwassene biedt veiligheid en daarbinnen durft de cliënt zijn activiteiten te doen.
Het cliënt ontdekt dat het zijn eigen lichaam kan gebruiken om iets te pakken en aan te raken. Het cliënt gaat op zoek naar voorwerpen die het kort daarvoor nog gevoeld heeft. Vooral vorm en geluid van materiaal worden ontdekt. De cliënt kent lust- en onlustgevoelens en kan liefde, angst en woede tonen. Agressie toont de cliënt nog heel ongecontroleerd naar de omgeving. De cliënt wijst naar voorwerpen te wijzen en te benoemen met “die!” of soms, heel beginnend, het voorwerp bij de naam te noemen.
Slide 27 - Slide
Passende begeleidingsstijl (1)
De begeleiding is gericht op het bewerkstelligen van basale emotionele veiligheid die gebaseerd is op vertrouwen in de voorspelbare begeleider. Een individuele benadering, met veel nabijheid en met veel begrenzing vanuit de omgeving, is hier van toepassing.
Lichamelijk contact, in het zicht zijn, voorspelbaarheid in doen en laten, vaste rituelen en ritmes dragen hieraan bij. In deze fase is het, net als in de vorige fase, belangrijk dat de omgeving veel structuur en veiligheid biedt.
Vanuit een veilige nabijheid dient de cliënt gestimuleerd te worden om op onderzoek uit te gaan: een- voudig in/uit materiaal, actie/reactiespel, sensorisch ontdekken. Zorg wel dat je zichtbaar en beschik- baar blijft tijdens activiteiten. Spelletjes als kiekeboe, verstopspelletjes en contactspelletjes (rijmpjes, eenvoudige liedjes zingen zonder achtergrondmuziek) passen ook goed in deze fase.
Slide 28 - Slide
Passende begeleidingsstijl (2)
De communicatie bestaat uit lichaamstaal en korte zinnetjes (één- of tweewoords) gekoppeld aan het hier en nu. Aanraken en oogcontact maken alvorens je de boodschap overbrengt, is belangrijk.
Confrontatie met het eigen (ongewenste) gedrag wordt nog steeds weinig gebruikt. Op deze ontwikkelingsleeftijd wordt de betekenis van het woordje “nee” wel begrepen maar kan nog niet worden uit- gevoerd. Dat betekent dat je nog niet de verantwoordelijkheid bij de ander kan neerleggen voor zijn doen en laten. Hulp bieden is belangrijk. Leg de verantwoordelijkheid bij jezelf. Boos worden helpt niet, uit de situatie halen of de handeling onderbreken is een betere optie. Het is belangrijk dat het gedrag actief veranderd wordt; je moet zelf optreden.
Slide 29 - Slide
WPL Samenwerken, communicatie, feedback ontvangen en geven
Opdracht
Omschrijf een werksituatie waarin jij spanning hebt ervaren in de samenwerking en waarbij je feedback hebt ontvangen/gegeven. Bijvoorbeeld: conflict in het team, manager, collega’s, cliënt, familie of naasten. etc. Beschrijf deze werksituatie aan de hand van de vragen van de Kenweg, de Keuzeweg en de Handelingsweg. Beschrijf jouw werksituatie op 2 A-4tjes.
Slide 30 - Slide
Opdracht voorbereiding examen NL schrijven
Opdracht Nederlands schrijven 3F
Kies 2 schrijfopdrachten en schrijf deze uit in maximaal 1 uur
Mailen naar: Mariëlle Valkering m.valkering@oppstap.nl en groepscode vermelden OPP490403