What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Kapitel 4 - München - Lektion 4
Kapitel 4 - München - Lektion 4
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Kapitel 4 - München - Lektion 4
Slide 1 - Slide
Heute
- Unterrichtsziele
- Erklärung Grammatik A
- Machen Aufgabe 10 bis zum 12
- Abschluss der Stunde
- Ausblicken zu nächster Stunde
Slide 2 - Slide
Unterrichtsziele
- Je kent de voorzetsels met de vierde naamval.
Slide 3 - Slide
Voorzetsels met de vierde naamval
Er zijn voorzetsels die een bepaalde naamval met zich meebrengen.
Zo zijn er voorzetsels die
altijd
de
vierde naamval
met zich meebrengen.
door
durch
Wir fahren
durch
d
en
Tunnel.
voor
für
Der Platz ist
für
sein
en
Vater.
tegen
gegen
Ich spiele heute
gegen
mein
en
Bruder.
zonder
ohne
Ohne
d
ie
Eintrittskarte kommen wir nicht rein.
om
um
Peter joggt eine Runde
um
d
en
Park.
Slide 4 - Slide
Schema A: der-Gruppe
Bij de der-Gruppe horen de woorden: der, die das, dies-, jed-, manch-, solch-, all- en welch-.
Naamval
Zinsdeel
der (m)
die
(v)
das (o)
die (mv)
+1
HIJ
onderwerp
d
er
Mann
dies
er
Mann
welch
er
Mann
di
e
Frau
dies
e
Frau
welch
e
Frau
da
s
Kind
dies
es
Kind
welch
es
Kind
di
e
Kinder
dies
e
Kinder
welch
e
Kinder
+4
HEM
lijdend
voorwerp
d
en
Mann
dies
en
Mann
welch
en
Mann
di
e
Frau
dies
e
Frau
welch
e
Frau
da
s
Kind
dies
es
Kind
welch
es
Kind
di
e
Kinder
dies
e
Kinder
welch
e
Kinder
Slide 5 - Slide
Schema B: ein-Gruppe
Bij de ein-Gruppe horen ein-, kein- en de bezittelijke voornaamwoorden: mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-.
Naamval
Zinsdeel
der (m)
die
(v)
das (o)
die (mv)
+1
HIJ
onderwerp
ein Mann
mein Mann
ein
e
Frau
mein
e
Frau
ein Kind
mein Kind
kein
e
Kinder
mein
e
Kinder
+4
HEM
lijdend
voorwerp
ein
en
Mann
mein
en
Mann
ein
e
Frau
mein
e
Frau
ein Kind
mein Kind
kein
e
Kinder
mein
e
Kinder
Slide 6 - Slide
Stappenplan
Stap 1:
Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.
Stap 2:
Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?
Stap 3:
Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort.
Slide 7 - Slide
Beispiel 1
Mein Vater kauft für mein... Schwester neue Sportschuhe.
Stap 1:
Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.
Stap 2:
Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?
Stap 3:
Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort.
Slide 8 - Slide
Beispiel 2
Sie will lieber ohne mein... Vater Schuhe kaufen gehen.
Stap 1:
Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.
Stap 2:
Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?
Stap 3:
Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort.
Slide 9 - Slide
Beispiel 3
Sie macht sich Sorgen um d... Spiel (o) am Samstag.
Stap 1:
Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.
Stap 2:
Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?
Stap 3:
Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort.
Slide 10 - Slide
An die Arbeit
Was?
Mache Aufgaben 10 bis zum 12 von Lektion 1
Wie?
Individuell (In Ruhe)
Hilfsmittel?
Theorieblatt
Ergebnis?
Je kent de voorzetsels met de vierde naamval en kunt de juiste uitgangen in de zinnen plaatsen.
Fertig?
Oefen met de grammaticatrainer (Versterk jezelf) in de onlinemethode - Na Klar!
timer
25:00
Slide 11 - Slide
Abschluss der Stunde
Welke lesdoelen heb je behaald en welke niet?
Wat kun je nog doen om deze lesdoelen wel te behalen?
Slide 12 - Slide
Nenne die Präpositionen mit dem vierten Fall.
Slide 13 - Mind map
für meine Schwester
A
Richtig
B
Falsch
Slide 14 - Quiz
durch der Lehrer
A
Richtig
B
Falsch
Slide 15 - Quiz
ohne meine Kinder
A
Richtig
B
Falsch
Slide 16 - Quiz
Ausblick zu nächster Stunde
- Je kunt de werkwoorden met -a en -e in de stam vervoegen.
- Je kent het verschil tussen zwakke en sterk werkwoorden.
Slide 17 - Slide
Kapitel 4 - München - Lektion 4
Slide 18 - Slide
Heute
- Unterrichtsziele
- Wiederholung Grammatik A
- Nachschauen Lektion 1
- Erklärung Grammatik D
- An die Arbeit
- Abschluss der Stunde
- Ausblicken zu nächster Stunde
Slide 19 - Slide
Wiederholung
Je krijgt vragen gesteld die gaan over de bezittelijke voornaamwoorden en vaste voorzetsels met een vierde naamval.
Beantwoord de vragen zo goed mogelijk!
Slide 20 - Slide
Een bezittelijk voornaamwoord?.....
A
staat alleen
B
geeft een bezit aan
Slide 21 - Quiz
Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
hij, zijn, hun
B
onze, haar, mijn
C
zij, jullie, jouw
D
mijn, jouw, u
Slide 22 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer
Slide 23 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord:
haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)
Slide 24 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord:
mijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)
Slide 25 - Quiz
Voorzetsels vierde naamval - Welke is juist?
A
durch, für, gegen, ohne, um
B
duch, fur, gegen, ohne, um
C
dürch, für, gegen, ohne, um
Slide 26 - Quiz
Wat is de 'ein-Gruppe'?
A
een lijst met woorden die rijmen
B
persoonlijke voornaamwoorden
C
bezittelijke voornaamwoorden + ein en kein
D
woorden die altijd een -e er achter krijgen
Slide 27 - Quiz
Wat is de der-Gruppe?
A
dies-, jed-, welch-, all-, manch-, solch-
B
mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-
Slide 28 - Quiz
Hast du gegen euer... Lehrer verloren?
A
euer
B
euere
C
eueren
Slide 29 - Quiz
Nein, ich habe gegen kein... Lehrer verloren.
Slide 30 - Open question
Gegen welch... Team (o) müsst ihr noch gewinnen?
A
welch
B
welche
C
welchen
D
welches
Slide 31 - Quiz
Wir müssen noch gegen ein... Mannschaft (v) von der Goethe-Schule gewinnen.
Slide 32 - Open question
Hast du den Platz für dein... Freundin freigehalten?
A
dein
B
deine
C
deinen
D
deines
Slide 33 - Quiz
Nein, ich habe den Platz für dies... Frau dort freigehalten.
Slide 34 - Open question
Sind die neuen Schuhe für ein... Fest (o)?
A
ein
B
eine
C
einen
D
eines
Slide 35 - Quiz
Nein, die Schuhe sind für kein... Fest.
Slide 36 - Open question
Grammatik D - Sterke werkwoorden met -a of -e in de stam
Erklärung von den starken Verben mit einem -a oder -e im Stamm
Slide 37 - Slide
Starke Verben mit -a im Stamm
Slide 38 - Slide
Starke Verben mit -e im Stamm
Slide 39 - Slide
An die Arbeit
Was?
Mache Aufgaben 8 und 9 von Lektion 4
Wie?
Individuell oder zu zweit
Ergebnis?
Je kunt de werkwoorden met -a en -e in de stam vervoegen.
Slide 40 - Slide
More lessons like this
Kapitel 6 4-4-2023
April 2023
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
V4 K1 H voorzetsels, der/ein, geslacht en vragend vnw
September 2021
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
H4 - Woche 5 - Stunde 1
February 2021
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
H3 NK Kapitel 4 Grammatik + Wortschatz (Wiederholung)
March 2023
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Naamvallen 1 en 4
February 2022
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Kapitel 2 - Lektion 4
November 2022
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 Woche 51
December 2022
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
H3 Woche 51
December 2023
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 5