This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welcome!
Vandaag gaan we ons voorbereiden op de toets
Slide 1 - Slide
Wat ga je doen deze les?
A
Samen herhalen/ oefenen
B
Zelfstandig de test jezelf opdrachten maken/ leren
Slide 2 - Quiz
Grammatica onderwerpen
- Plaats bijwoorden (2.1 op p. 85)
- Plaats/tijd (2.2 op p. 85)
- Present simple met vragen/ontkenning (4.1 en 4.2 op p. 86 + grammatica overzicht!)
- Present continuous met vragen/ontkenning (grammatica overzicht!, niet in unit 5)
Slide 3 - Slide
Plaats van bijwoorden
Woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt staan:
- Voor het (hoofd)werkwoord
- Na de vorm van be dus am/is/are
Voorbeelden van bijwoorden: always, never, often, usually
I never know which movie I want to watch.
They arealways late.
Slide 4 - Slide
Choose the right word order:
A
Natasha works always hard.
B
Natasha works hard always.
C
Natasha always works hard.
Slide 5 - Quiz
Choose the right word order:
A
They never are late.
B
They are never late.
C
They are late never.
D
They not are usually late.
Slide 6 - Quiz
Plaats en tijd
Zinsdelen die aangeven waar (plaats) of wanneer (tijd) iets gebeurt zet je meestal aan het einde van de zin:
- I think I am going to buy new shoes tomorrow.
- Did you see the nice sneakers at the store?
Let op! Plaats moet voor tijd!
- I saw very nice sneakers at the store last week.
- Let's work out at the gym tonight at 8 o'clock.
Slide 7 - Slide
Zet in de juiste volgorde: work - in the evening - at the shop - have to - you
Slide 8 - Open question
Zet in de juiste volgorde: in June - is - the party - at my place
Slide 9 - Open question
Present simple
Stap 1: bepaal de tijd.
Staan er woorden in de zin die aangeven dat het altijd/vaak/nooit gebeurt of dat het een gewoonte is, dan is het de present simple.
> Voorbeelden van woorden die dit aangeven: always, often, usually, every day/week/month
Stap 2: SHIT of niet?
De SHIT regel: she/he/it = werkwoord +s We/you/they = werkwoord
Slide 10 - Slide
Present simple
Stap 3: is de zin een gewone zin, ontkennend of vragend?
Gewone zin
Ontkennend
Vragend
I play games.
I don't play games.
Do I play games?
She likes to sing.
She doesn't like to sing.
Does she like to sing?
My friends dance every Tuesday evening.
My friends don't dance every Tuesday evening.
Do my friends dance every Tuesday evening?
Slide 11 - Slide
Present simple
Let op! met een hulpwerkwoord (bv. can of am/is/are) gebruik je geen do/does of don't/doesn't!
Gewone zin
Ontkennend
Vragend
I can eat candy.
I can't eat candy.
Can I eat candy?
She is nice.
She isn't nice.
Is she nice?
Slide 12 - Slide
Vul de juiste vorm van de present simple in: Taylor ............... (not, walk) with his dog on Monday.
Slide 13 - Open question
Vul de juiste vorm van de present simple in: ................ (your parents, go) to church on Sundays?
Slide 14 - Open question
Present continuous
Stap 1: Bepaal de tijd
Staan er woorden in die aangeven dat het nu/op dit moment gebeurt, dan is het de present continuous.
Voorbeelden van woorden die dit aangeven: (right) now, at the moment, Look!, Watch!, Listen! (je wilt namelijk dat iemand nu, meteen naar je luistert of ergens naar kijkt).
Slide 15 - Slide
Present continuous
Stap 2: kies of je am/is/are nodig hebt
Stap 3: ww+ing
Voeg het werkwoord + ing daar aan toe: I am working, you are watching, she is carrying
I
am
He/she/it
is
We/you/they
are
Slide 16 - Slide
Present continuous
Stap 4: is de zin een gewone zin, ontkennend of vragend?
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I am playing games at the moment.
I am not playing games at the moment.
Am I playing games at the moment?
She is singing now.
She isn't singing now.
Is she singing now?
Look! They are dancing over there.
They aren't dancing right now.
Are they dancing right now?
Slide 17 - Slide
Vul de juiste vorm van de present continuous in: ................ (my sister, make) her homework now?
Slide 18 - Open question
Vul de juiste vorm van de present continuous in: Hannah ................ (not, cry) during this sad movie scene.