Energie

Energie
Potentiële- en kinetische energie.
(zwaarte- en veerenergie en bewegingsenergie)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Energie
Potentiële- en kinetische energie.
(zwaarte- en veerenergie en bewegingsenergie)

Slide 1 - Slide

Leren voor de toets
Neem het boekje goed door, neem de lessonup door en oefen de opgaven in het rood

= uit je hoofd leren!

Slide 2 - Slide

H1
Introductie in energie

Slide 3 - Slide

Energie
Grootheid Energie (E)
Eenheid Joule (J)

Energie wordt omgezet in een andere vorm van energie en gaat dus niet verloren.

Slide 4 - Slide

Wet van behoud van energie
De totale energie blijft gelijk, de energie kan alleen omgezet worden van de ene in de andere vorm




Slide 5 - Slide

Opdrachten
3 t/m 6
8

Slide 6 - Slide

Antwoorden
3) 450000 J of 450 x 103 J

4) 0,23 J of 23 x 10-2 J
5) 9,8 J of 0,098 x 102 J
6) 0,000123 J of 0,123 x 10-3 J 


Slide 7 - Slide

H2
Potentiële energie

Slide 8 - Slide

Potentiële energie

De energie die zit opgeslagen in een voorwerp.
Verzamelnaam voor energievormen als veerenergie en zwaarteenergie. 
Deze energie wordt omgezet als een veer zich ontspant of als een voorwerp valt. 

Slide 9 - Slide

Potentiële energie
Verzamelnaam voor:
  • Veerenergie
  • Zwaarte energie

Slide 10 - Slide

Kinetische energie
Dit is bewegingsenergie. Elk voorwerp dat beweegt heeft bewegingsenergie. Als je het voorwerp sneller of langzamer wilt laten bewegen dan moet je er energie in stoppen of eruit halen. 

Slide 11 - Slide

Veerenergie
Als een elastisch voorwerp wordt ingeduwd of uitgetrokken dan wordt daar veerenergie in opgeslagen. 

Hoeveelheid veerenergie ligt aan:
- Hoeveel het materiaal wordt ingeduwd of uitgetrokken
- Hoe stug of soepel het materiaal is

Slide 12 - Slide

Zwaarte energie
Als een voorwerp wordt opgetild dan wordt er energie in het voorwerp opgeslagen. Dit komt door de aantrekkingskracht van de aarde op het voorwerp.
Zwaarte energie is afhankelijk van:
- Massa van voorwerp
- Hoogte van voorwerp

Slide 13 - Slide

Zwaarte energie
Zoals in opgave 12: 
Boven op een kast met een bepaalde hoogte heeft een bal 200 Joule zwaarte energie. Op de helft van deze hoogte heeft de bal ook nog de helft aan zwaarte energie, namelijk 100 Joule. 

Slide 14 - Slide

Opdrachten 
12

Slide 15 - Slide

Antwoorden
12) Boven op het gymtoestel heeft de bal 200 J t.o.v. de grond. Dus op de grond heeft de bal 0 J. De bal gaat in 4 stappen van 200 J naar 0 J. Bij elke tree gaat er 50 J vanaf.



A: 200 – 50 = 150 J
B: 100 J
C: 50 J
D: 0 J
E: 0 J 




Slide 16 - Slide

H4
Beweging en snelheid

Slide 17 - Slide

Afgelegde afstand en tijd
De afgelegde afstand is het verschil tussen de plek waar het voorwerp begonnen is tot de plek waar het voorwerp terecht gekomen is in een bepaalde tijd. 
De verstreken tijd is de tijd die het voorwerp nodig had om een afstand af te leggen.

Slide 18 - Slide

Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid kun je berekenen door de afgelegde afstand te delen door de verstreken tijd. 
gem.snelheid=tijdafstand

Slide 19 - Slide

Omrekenen

Slide 20 - Slide

Opdrachten
13 t/m 16

Slide 21 - Slide

Antwoorden
13) 100 / 3,6 = 27,78 m/s

14) 30 / 3,6 = 8,33 m/s
15) 340 x 3,6 = 1224 km/h
16) 2,5 x 3,6 = 9,0 km/h 


Slide 22 - Slide

H5
Beweging vastleggen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Voorbeeldopgave
Tussen elk beeldje zit 0,4 seconde. De hele meetlat is 1 meter lang. 

Maak een afstand-tijd tabel van beeldje A tot G.
Zet deze gegevens uit in een afstand-tijd grafiek. Zet hierbij de tijd op de x-as. 

Slide 25 - Slide

Opdrachten
24 t/m 26

Slide 26 - Slide

Antwoorden
26) Het diagram van opdracht 22 heeft een rechte lijn. Dit betekent dat het voorwerp een constante snelheid heeft. Het diagram van opdracht 24 is een lijn waarvan de steilheid afneemt. Dit betekent dat de snelheid afneemt. De bal gaat steeds langzamer rollen. 


Slide 27 - Slide

H7
Kinetische energie

Slide 28 - Slide

Kinetische energie
Kinetische energie noemen we ook wel bewegingsenergie.
Kun je berekenen met:

bewegingsenergie = 0,5 * massa * snelheid * snelheid

massa in kg
snelheid in m/s

Slide 29 - Slide

Opdrachten 
29

Slide 30 - Slide

Antwoorden
29) bewegingsenergie = 0,5 x massa x snelheid x snelheid



massa = 62 kg, snelheid = 15 km/h = 15 / 3,6 = 4,167 m/s
bewegingsenergie = 0,5 x 62 x 4,167 x 4,167 = 538 J 

Slide 31 - Slide

Antwoorden oefentoets H10
1) bewegingsenergie, warmte, chemische energie, elektrische energie, etc.





2) 36 dJ = 3,6 J of 36 x 10-1 J
3) 0,0888 hJ = 8,88 J of 0,0888 x 102 J
4)



5) Elektrische energie wordt omgezet in zwaarte energie in het water.
6) 1. Door rendementen in de pompen zal er ook energie omgezet worden in warmte.
     2. In de watertorens kan in verhouding weinig water opgeslagen worden en daardoor maar weinig energie. 











Slide 32 - Slide

Antwoorden oefentoets

Slide 33 - Slide

Antwoorden oefentoets
9. Snelheid = afgelegde weg / verstreken tijd. Uit het diagram kan de afgelegde weg en verstreken tijd afgelezen worden. afgelegde weg = 9,5 cm = 0,095 m verstreken tijd = 6 x 0,10 = 0,60 s. v = 0,095 / 0,60 = 0,158 m/s



10.  De zwaarte energie neemt met gelijke hoeveelheid af als de afname van de hoogte. De hoogte halveert dus de zwaarte energie halveert ook. De zwaarte energie = 6,0 J
11. Als de bal op de grond ligt dan is de hoogte 0 m en is de zwaarte energie ook 0 J.
12. De bewegingsenergie bereken je met de massa en de snelheid.
Snelheid = 28,8 km/h = 28,8 / 3,6 = 8,0 m/s
bewegingsenergie = 0,5 x massa x snelheid x snelheid
bewegingsenergie = 0,5 x 0,300 x 8,0 x 8,0 = 9,6 J 








Slide 34 - Slide