This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Formatieve toets
Thema 6-Transport
Basisstof 1 t/m 4
4B/4KB/4K
Slide 1 - Slide
Deel 1 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
rode bloedcellen, zuurstof transport
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 2 - Quiz
Deel 2 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 3 - Quiz
Deel 3 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 4 - Quiz
Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma vervoert ...
A
voedingsstoffen, hormonen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
hormonen, voedingsstoffen, afvalstoffen
Slide 5 - Quiz
Het bloed zit in ons lichaam in bloedvaten. De bloedvaten zijn ...
A
haarvaten
B
slagaders
C
aders
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 6 - Quiz
Kenmerken van de slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
Slide 7 - Quiz
Kenmerken van de aders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
Slide 8 - Quiz
Kenmerken van de haarvaten zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen
Slide 9 - Quiz
De kleine bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart
Slide 10 - Quiz
De grote bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart
Slide 11 - Quiz
Het doel van de grote bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven
Slide 12 - Quiz
Het doel van de kleine bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven
Slide 13 - Quiz
De mens heeft een dubbele bloedsomloop. Dit komt omdat ...
A
Tijdens de gehele omloop het bloed één keer het hart passeert
B
Tijdens de gehele omloop het bloed twee keer het hart passeert
Slide 14 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 1 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 15 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 2 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 16 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 10 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 17 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 9 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 18 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 4 is ...
A
de aorta
B
de onderste holle ader
C
de bovenste holle ader
D
de longslagader
Slide 19 - Quiz
Kijk naar de afbeelding. Je ziet dat het bloed altijd dezelfde kant op stroomt. De vraag: Hoe heten de delen in het hart die de bloedstroom regelen en er voor zorgen dat het bloed altijd dezelfde kant op stroomt?
A
sluizen
B
zakjes
C
kleppen
Slide 20 - Quiz
De aorta en de longslagader hebben kleppen. Hoe heten deze kleppen?
A
Gewoon kleppen
B
Halvestervormige kleppen
C
Halvemaanvormige kleppen
Slide 21 - Quiz
Kijk naar de afbeelding. Doordat de hartkleppen open gaan staan vullen de ... zich.
A
boezems
B
kamers
Slide 22 - Quiz
De vraag gaat nogmaals over de hartkleppen. Doordat de hartkleppen sluiten vullen de ... zich.
A
boezems
B
kamers
Slide 23 - Quiz
In het hart is te zien dat één van de delen van het hart duidelijk een stuk beter is ontwikkeld en daardoor opvallend dikker/sterker dan de andere delen van het hart. Dit deel heet ...
A
de linkerboezem
B
de linkerkamer
C
de rechterboezem
D
de rechterkamer
Slide 24 - Quiz
Waarom is het nodig dat de ene zijde dikker en sterker is ontwikkeld dan de andere zijde?
A
Omdat dit deel veel bloed moet wegpompen
B
Omdat dit deel veel bloed moet ontvangen
C
Omdat dit deel bloed naar de grote bloedsomloop moet sturen
D
Omdat dit deel veel bloed naar de kleine bloedsomloop moet sturen
Slide 25 - Quiz
De naam van nummer 14 is ... en dit deel bevat ... zuurstof
A
nierader, veel
B
nierader, weinig
C
nierslagader, veel
D
nierslagader, weinig
Slide 26 - Quiz
De naam van deel 8 is ... en maakt deel uit van de ... bloedsomloop.
A
longslagader, kleine
B
longader, kleine
C
longslagader, grote
D
longader, grote
Slide 27 - Quiz
Deel B, bevat open vragen
Je ziet geen uitslag van de toets, die krijg je later via mij
De vragen zijn meerkeuze vragen, kies het goede antwoord
Zijn er meerdere antwoorden mogelijk, dan staat dit er bij vermeld
Slide 28 - Slide
Welke cel is nummer 1?
Slide 29 - Open question
De taak van cel nummer 1 is...
A
zuurstof transport
B
opbouwen van afweer tegen ziekteverwekkers
C
zorgen voor korstvorming bij een wondje
Slide 30 - Quiz
De taak van cel nummer 2 is...
A
zuurstof transport
B
opbouwen van afweer tegen ziekteverwekkers
C
zorgen voor korstvorming bij een wondje
Slide 31 - Quiz
De taak van cel nummer 3 is...
A
zuurstof transport
B
opbouwen van afweer tegen ziekteverwekkers
C
zorgen voor korstvorming bij een wondje
Slide 32 - Quiz
In een bepaalde cel zit hemoglobine. Welke cel/nummer is dit?
A
witte bloedcel, nummer 2
B
witte bloedcel, nummer 1
C
rode bloedcel,nummer 1
D
rode bloedcel, nummer 2
Slide 33 - Quiz
In de de kleine bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed
Slide 34 - Quiz
In de de grote bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed
Slide 35 - Quiz
Drie bloedvaten zijn de leverader, de leverslagader en de poortader. In welk bloedvat of in welke bloedvaten is het bloed zuurstofrijk?
A
Alleen in de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en de poortader
Slide 36 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Bevat nummer 13 een hoge bloeddruk denk je?
A
ja
B
nee
Slide 37 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Bevat nummer 1 een hoge bloeddruk denk je?
A
ja
B
nee
Slide 38 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Als er een stolsel loslaat in nummer 4, in welk orgaan komt dit als eerste terecht