Quiz facilitair leidinggevende

1 / 21
next
Slide 1: Slide
Facilitair LeidinggevendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De facilitaire dienst behoort tot....
A
Het primaire proces
B
Het secundaire proces
C
Het tertiaire proces

Slide 2 - Quiz

Wat is een ander woord voor Arbo-wet?
A
Arbeidsomgevingswet
B
Arbeidsveiligheidswet
C
Arbeidsomstandighedenwet
D
Arbeidsonderzoekwet

Slide 3 - Quiz

Voor wie geldt de Arbo-wet?
A
Voor de werkgevers
B
Voor de werknemers
C
Voor beide
D
Voor alle burgers

Slide 4 - Quiz

Als je de letters HACCP ziet moet je gelijk denken aan...
A
De controle op hygiëne
B
De controle op arbo
C
De controle op ergonomie
D
De controle op de werkplek

Slide 5 - Quiz

Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 6 - Quiz

Voor welke productgroep gebruik je een gele snijplank?
A
Vis
B
Vlees
C
Gevogelte
D
Groente

Slide 7 - Quiz

Welk kleur doekje gebruik je voor het reinigen van sanitair?
A
Blauw
B
Groen
C
Geel
D
Roze

Slide 8 - Quiz

In een verpleeghuis is de Facilitaire Dienst medeverantwoordelijk voor....
A
Het welzijn van de bewoner
B
De zorgtaken
C
Externe communicatie
D
De medische administratie

Slide 9 - Quiz

De Facilitaire Dienst bepaalt in zeer grote mate de afvalstromen binnen de organisatie
A
Waar
B
Niet waar, doet de directie
C
Niet waar, doet de gebruiker

Slide 10 - Quiz

Rest
GFT
Plastic+
Oud papier
Bierdopje
Lege pen
Blikje cola
Drinkpakje
Pizzadoos
Lege chipszak
Envelop met venster
Eierschalen

Slide 11 - Drag question

Een goede stijl van leidinggeven is..
A
Autoritair leidinggeven
B
Altijd overleggen met de medewerkers
C
Je stijl aanpassen aan de situatie
D
Je stijl aanpassen aan jezelf

Slide 12 - Quiz

Hoe bepaal je hoe iets gewassen moet worden?
A
Ik vraag mijn ouders
B
Ik lees de samenstelling
C
Ik lees het wasetiket

Slide 13 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool?
A
Strijken lage temperatuur
B
Strijken medium temperatuur
C
Strijken hoge temperatuur
D
Strijken zeer hoge temperatuur

Slide 14 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool?
A
Niet drogen in de wasdroger
B
Drogen in de wasdroger
C
Niet wassen in de wasmachine
D
Wassen in de wasmachine

Slide 15 - Quiz

Bonte
was
Donkere
was
Witte
was
Fijne was

Slide 16 - Drag question

Waar staat de W voor in de afkorting B.T.W?
A
Waarde
B
Winst
C
Werk
D
Winkel

Slide 17 - Quiz

Wat is een ander woord voor verkoopopbrengst?
A
Kosten
B
Winst
C
Omzet
D
Inkoop

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je materialen die nog geen bewerking hebben ondergaan?
A
Grondstoffen
B
Halffabricaten
C
Hulpstoffen
D
Eindproducten

Slide 19 - Quiz

Hoe noem je materialen die nog een verdere bewerking moeten ondergaan?
A
Grondstoffen
B
Halffabricaten
C
Hulpstoffen
D
Eindproducten

Slide 20 - Quiz

Wie heeft er zin in komend schooljaar?
A
Ik
B
Ik
C
Ik
D
Ik

Slide 21 - Quiz