Klas 1 - Chapitre 1 - H

Aujourd'hui
Vocabulaire E 
Herhalen phrases-clés C en G
Uitleg avoir
ex. 30, 31, 32
Les buts: 
een kennismakingsgesprek voeren
werkwoord avoir gebruiken
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
Vocabulaire E 
Herhalen phrases-clés C en G
Uitleg avoir
ex. 30, 31, 32
Les buts: 
een kennismakingsgesprek voeren
werkwoord avoir gebruiken

Slide 1 - Slide

veel =

Slide 2 - Open question

Vandaag =

Slide 3 - Open question

misschien =

Slide 4 - Open question

iets =

Slide 5 - Open question

Interview
  • Comment tu t'appelles?
  • Tu habites où?
  • Tu as quel âge?
  • Tu as un frère/une soeur?
  • Il / elle a quel âge?
  • Quel est ton numéro de téléphone?

Slide 6 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
ik
je / j'
jij
tu
hij
il
zij
elle
men/we (spreektaal)
on
wij 
nous
u
jullie 
vous
zij  
ils (mannelijk)
elles (vrouwelijk)

Slide 7 - Slide

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m mv)
zij (v mv)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 8 - Drag question

Avoir (hebben)
Je hebt het werkwoord avoir al eerder gezien. Welke zinnen met het werkwoord 'hebben' ken je al?
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Slide 9 - Slide

AVOIR ( = hebben)
AVOIR 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

ils (avoir)
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a

Slide 13 - Quiz

Tu ________ (avoir)

Slide 14 - Open question

Monsieur, vous (avoir)

Slide 15 - Open question

ik heb

Slide 16 - Open question

zij hebben (m)

Slide 17 - Open question

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 18 - Drag question

Au travail!
fais exercice 30, 31 et 32

Slide 19 - Slide