Modalverben verleden tijd

Modalverben
Präteritum = verleden tijd
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 3,4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Modalverben
Präteritum = verleden tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Modale werkwoorden verleden tijd


(können)
ich
konn-te
du
konn- test 
er/sie/es
konn-te
wir
konn- ten
ihr
konn - tet 
sie/Sie
konn - ten

Slide 3 - Slide

 Modalverben verleden tijd

opdracht 1


Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 4 - Slide

Er ________ das Buch nicht finden.
A
konn
B
Könn
C
konnte
D
könnte

Slide 5 - Quiz

Die Lehrerin sagte, ihr _______ die Hausaufgaben machen!
A
solltet
B
musstet
C
sollet
D
müsset

Slide 6 - Quiz

Hausaufgaben _______ gemacht werden!
A
müssten
B
müten
C
mussten
D
muten

Slide 7 - Quiz

Hebben müssen en können in de verleden tijd ook een Umlaut.
A
ja
B
nee
C
alleen in de personen enkelvoud
D
alleen in de personen meervoud

Slide 8 - Quiz

Gestern ……….. wir leider nicht
(können)
A
können
B
konntet
C
könnten
D
konnten

Slide 9 - Quiz

Warum .............. du gestern nicht mitkommen (wollen)
A
willst
B
wolltest
C
wollst
D
wollte

Slide 10 - Quiz

Er .............. nicht in die Disko gehen (dürfen)
A
durfte
B
dürfe
C
durften
D
dürfte

Slide 11 - Quiz

Warum .... du vorige Woche nachsitzen (nablijven)?
A
musste
B
musstest
C
müsstest
D
musst

Slide 12 - Quiz

Wir .... nicht, dass man eine Fahrkarte braucht!
A
wusstest
B
wissen
C
wussten
D
wüssten

Slide 13 - Quiz

 Modalverben verleden tijd

opdracht 2


Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 14 - Slide

timer
0:25
Ich ........... früher immmer um 22 Uhr zu Hause sein.
Vorige Woche .................. ich nicht in die Disko gehen, weil ich schlechte Noten hatte.
Als Kind ................ ich  schon sehr gut schwimmen.
Gestern ............. ich Eis essen bei der Eisdiele in Nordhorn. 
durfte
musste
konnte
wollte

Slide 15 - Drag question

Opdracht 3
Zet elk werkwoord op de juiste plek en maak een verleden tijd van het Modalverb.

Slide 16 - Slide

timer
0:25
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
konntest
konnte
konnten
konnten
konntet
konnte

Slide 17 - Drag question

Zet het Modalverb in de verleden tijd, type alleen de juiste vorm van het Modalverb:

Ihr dürft euere Bücher nicht vergessen.

timer
0:25
timer
0:25

Slide 18 - Open question

Zet het Modalverb in de verleden tijd, type alleen de juiste vorm van het Modalverb:

Klaus kann sein Handy nicht finden.

timer
0:25
timer
0:25

Slide 19 - Open question

Opdracht 4
Vertaal het Modalverb en zet het in de juiste vorm.

Slide 20 - Slide

Ich .... gestern leider nicht mitgehen. (kunnen v.t.)

Slide 21 - Open question

Ihr .... vorige Woche doch nach Moviepark fahren? (willen v.t.)

Slide 22 - Open question

Klaus .... vorige Woche doch nach Moviepark fahren? (willen v.t.)

Slide 23 - Open question

.... du das Deutsch die meist gesprochene Muttersprache in Europa ist? (weten v.t.)

Slide 24 - Open question

Nein, das .... ich nicht. (weten v.t.)

Slide 25 - Open question

Er .... sehr viel üben für Mathe. (moeten v.t.)

Slide 26 - Open question

Und ihr? .... ihr auch viele Hausaufgaben machen. (moeten v.t.)

Slide 27 - Open question

Ik ken de verleden tijd van de modalverben, ik kan ze óók vertalen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Ende
ENDE

Slide 29 - Slide