Unidad 1 lección 2: Vragende voornaamwoorden

1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
Después de la clase...
  • Je kan het meewerkend voorwerp gebruiken in eenvoudige zinnen. 



 

Deel 1
Deel 2 
A. Opstarten: les en absentie
B. Opstarten: Voorstelronde
C. Inloggen: Lessonup 
D. Doornemen: Lesstof  periode 1
E. Herhaling: VNW.als.lijd. vw
F. Doornemen: VNW.als mee. vw
G. Oefenen:  VNW.als mee. vw
H. Afsluiting.
¿Qué vamos a hacer hoy?

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
Los deberes para la próxima clase:
Leren: pagina 123 (Quizlet)
  • ¡En marcha! / Aan de slag!
  • Mis cosas favoritas/ Mijn lievelingsspulletjes
  • Crear o comprar? / Zelf maken of kopen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

  • Presentarse(jezelf voorstellen)
  1. ¿Cómo te llamas?
  2. ¿Cuántos años tienes?
  3. ¿Cuándo es tu cumpleaños?
  4. ¿Dónde naciste?
  5. ¿Dónde vives?



  • Presentarse(jezelf voorstellen)
  1.  Hoe heet je?
  2.  Hoe oud ben je?
  3.  Wanneer ben je jarig
  4. Waar ben je geboren?
  5.  Waar woon je?



Geef op elke vraag een mogelijk antwoord.

Slide 6 - Slide

Unidad 1: Gente creativa
pagina 12

Slide 7 - Slide

Vraagzinnen en vraagwoorden

Slide 8 - Slide

Geef een voorbeeld van een vraagwoord in het Spaans

Slide 9 - Open question

De vragende voornaamwoorden
Deze vraagwoorden zijn in het Spaans ''Onveranderlijk''
  • ¿Qué? = Wat?
¿Qué profesión tienes?
- Soy profesora 

  • ¿Cómo?= hoe
¿Cómo te llamas? 
- Me llamo Laura.

  • ¿Dónde? = Waar?
¿Dónde vives? 
- Vivo en la Haya. 
  • ¿Cuándo?= wanneer?
¿Cuándo es tu cumpleaños? = Mi cumpleaños es el 30 de agosto.

  • ¿Por qué?= waarom?
¿Por qué te gusta el fútbol?
- Porque quiero ser como Messi.

Porque betekent omdat

Slide 10 - Slide

De vragende voornaamwoorden
Deze vraagwoorden kunnen in het Spaans wel veranderen.
Enkelvoud
Meervoud
 ¿Quién? = Wie 

¿Quién es ella? 
- Wie is zij?

 ¿Quiénes? = Wie 

¿Quiénes son ellos?
-Wie zijn hun?
¿Cuál?= Welke ?

¿Cuál quieres?
- Welke wil je?
¿Cuáles?= Welk(e)

¿Cuáles quieres?
Welke wil je?

Slide 11 - Slide

De vragende voornaamwoorden
Deze vraagwoorden kunnen in het Spaans wel veranderen.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
¿Cuánto?=Hoeveel
¿Cuánto dinero te queda?
Hoeveel geld heb je nog over?
¿Cuánta?=Hoeveel
¿Cuánta sal pongo en la sopa?
Hoeveel zou moet ik zetten in de soep. 
Meervoud
¿Cuántos?= Hoeveel
¿Cuántos zapatos tienes?
Hoeveel schoenen heb je
¿Cuántas?= Hoeveel
¿Cuántas chaquetas tienes?
Hoeveel jassen heb je?

Slide 12 - Slide