17 EBG - Bezittelijk voornaamwoord

1 / 27
next
Slide 1: Video
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

mij - me
Mij is een persoonlijk voornaamwoord. Het kan alleen staan in de zin. Soms is er ook een voorzetsel bij. 
  • Sam geeft het boek aan mij.
  • Ik verbaas mij de hele tijd.

Andere persoonlijk voornaamwoorden zijn : jou, hem, haar, ons, jullie, hen.

Slide 3 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

Slide 4 - Slide

mijn - m'n
M'n en mijn zijn bezittelijke voornaamwoorden.
  • Dit is mijn boek.
  • Dat is m'n hond.

Andere bezittelijk voornaamwoorden zijn: jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun.

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Drag question

Deze fiets is van .....
me, mij, mijn?

Slide 9 - Open question

.... moeder vroeg of ik ... kamer wilde opruimen

Slide 10 - Open question

Heb je ... fiets al gezien?

Slide 11 - Open question

... vader is een vuilnisman.

Slide 12 - Open question

De prullenbak in ... slaapkamer is altijd vol met papier.

Slide 13 - Open question

De prullenbak is van .... oma geweest.

Slide 14 - Open question

Dit bord komt uit de kringloop, nu is het van ....(mijn, mij, me)

Slide 15 - Open question

Schrijf nu een zin met het woord: mij, mijn of me op de juiste wijze.

Slide 16 - Open question

tas
jongen
A
zijn tas
B
hem tas
C
haar tas
D
jouw tas

Slide 17 - Quiz

meisje
hond
A
zijn hond
B
hem hond
C
haar hond
D
zij hond

Slide 18 - Quiz

meisje
hoed
A
zijn hoed
B
hem hoed
C
haar hoed
D
zij hoed

Slide 19 - Quiz

man
huis
A
zijn huis
B
hem huis
C
haar huis
D
zij huis

Slide 20 - Quiz

moeder
bloemen
A
zijn bloemen
B
haar bloemen
C
ons bloemen
D
zij bloemen

Slide 21 - Quiz

voetballers
bal
A
hem bal
B
zijn bal
C
hun bal
D
onze bal

Slide 22 - Quiz

voetballers
wedstrijd
A
hem wedstrijd
B
zijn wedstrijd
C
hen wedstrijd
D
hun wedstrijd

Slide 23 - Quiz

voetballers
schoenen
A
jij schoenen
B
jouw schoenen
C
onze schoenen
D
hun schoenen

Slide 24 - Quiz

boeken
Mohamad
A
hem boeken
B
jouw boeken
C
zij boeken
D
zijn boeken

Slide 25 - Quiz

boeken
Sara
A
hem boeken
B
haar boeken
C
zij boeken
D
zijn boeken

Slide 26 - Quiz

leerlingen
docent
A
hem leerlingen
B
haar leerlingen
C
uw leerlingen
D
ons leerlingen

Slide 27 - Quiz