Hoe werkt dat?
1) Je hebt een uitgangspunt. (bijvoorbeeld; een verhaal, een thema, een beeld, een muziekstuk, een schilderij, een krantenknipsel, etc.)
2) Stel jezelf de vraag: WAT wil ik ermee zeggen? Wat wil ik bij het publiek bereiken? Welke boodschap / mening wil ik overbrengen? (de premisse)
3) Stel jezelf de vraag: HOE ga ik dat doen?
Daarbij moet je keuzes maken welke theatrale middelen (= spelgegevens, enscenering en materiële vormgevingsmiddelen) je gaat inzetten en op welke manier je die gaat inzetten.