Les 1 De viaje

clase 1


De viaje
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

clase 1


De viaje

Slide 1 - Slide

leerdoelen:
- herhalen: regelmatige werkwoorden & onregelmatige werkwoorden
- herhalen: futuro
- herhalen: voorzetsels 
- herhalen: het bijvoeglijk naamwoord
- een land kunnen beschrijven
- een reservering maken voor hotel of excursie
- weer beschrijven
toetsen: PO: reisgids
             RTTI toets

Slide 2 - Slide

Hoy:
1. Je kent een aantal woorden die met reizen en vakantie te maken hebben.
2. Je kunt werkwoorden in de FUTURO vervoegen.

Slide 3 - Slide

Me voy de vacaciones y me llevo...

Slide 4 - Mind map

Bekijk de afbeelding. Luister naar het fragment en herhaal de woorden. 

Slide 5 - Slide

Verbind de plaatjes met de definities
Alojamiento con ruedas que permite dormir y viajar en él.

Espacio donde los jóvenes y los estudiantes suelen alojarse.
Lugar donde se cultivan alimentos y se crían animales.
Alojamiento normalmente en un pueblo pequeño.
Barco grande para realizar viajes de vacaciones.

Slide 6 - Drag question

1. ¿Dónde deciden ir?
2. ¿Dónde deciden alojarse?

Slide 7 - Open question

Luister nog een keer naar het fragment en geef aan wie waar naar toe wil.
Padre
Madre
Pedro
Ana
Canadá
Escocia
(Schotland)
El norte de España
Inglaterra

Slide 8 - Drag question

QUIZLET
klik HIER om je aan te melden voor de klas in QUIZLET.

Slide 9 - Slide

QUIZLET
Ga naar Quizlet en oefen met de studieset woorden 
les 1
timer
10:00

Slide 10 - Slide

+ a + 
TB p. 48 Bron J

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

FUTURO
GEEF DE JUISTE VERVOEGING VAN HET WERKWOORD 'IR' + a:

a) Luis ________ visitar una amiga.
b) Vosotros ________ tomar una café en la casa de Rita.
c)Yo ________ cenar en un restaurante japonés.
d) Ramón ________ bailar.
e) ¿Tú _______ estudiar mañana?
f ) Mis amigas _________comprar un regalo. 


Slide 13 - Slide

FUTURO.

1. Schrijf het ww in de zin op.

2.Noteer het hele ww.

3.Zet daarna in de futuro:




                                                                                 hele ww:              futuro:  

1. Sofia bebe mucho agua.

2. Mis padres caminan en la playa.

3. Yo tengo buenas notas.

4. Nosotros escuchamos la radio.

Slide 14 - Slide

FUTURO.

1. Schrijf het ww in de zin op.

2.Noteer het hele ww.

3.Zet daarna in de futuro:




                                                                                 hele ww:              futuro:  

1. Sofia bebe mucho agua.                          beber                  va a beber

2. Mis padres caminan en la playa.         caminar             van a caminar 

3. Yo tengo buenas notas.                          tener                    voy a tener

4. Nosotros escuchamos la radio.          escuchar           vamos a escuchar

Slide 15 - Slide

¿Qué vas a hacer este fin de semana?

Slide 16 - Open question