Herhaling Voltooide Tijd

Herhaling Voltooide Tijd

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Voltooide Tijd

Slide 1 - Slide

Weet je nog?
          Voltooide tijd :  iets wat vroeger gebeurd is
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.


Slide 2 - Slide

Weet je nog ?
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1. Maak de ik-vorm.   wij maken -  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 3 - Slide

Weet je nog?
Sommige werkwoorden beginnen met: be-, her-, ver-, ont-, ge-, over

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt

Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :   
                         ik heb een pizza besteld.

Slide 4 - Slide

Weet je nog?
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)

Samenwerken       Ik  werk samen.       Wij werken elke dag samen
Uitleggen                 Ik leg uit.                    Wij leggen de som uit
Terugbellen             Ik  bel terug.             Wij bellen morgen terug.

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 5 - Slide

Weet je nog?
In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:
onregelmatige werkwoorden en regelmatige werkwoorden.
 
Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren!

Slide 6 - Slide

Weet je nog!
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.

Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen                      komen
blijven                         overlijden            vertrekken           groeien
gaan                             worden                 trouwen               afsluiten



Slide 7 - Slide

Weet je nog?
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden gebruik je hebben of zijn.

We hebben gewandeld.
We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
Dan gebruik je zijn.

Slide 8 - Slide

Weet je nog?
Sommige werkwoorden beginnen met: be-, her-, ver-, ont-, ge-, over

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt

Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :   
                         ik heb een pizza besteld.

Slide 9 - Slide

1. gebeuren
2. verdienen
3. beginnen*

4. vertrouwen
5. bewaren

6. herhalen
1.Dat is vaak ............................
2.Hij heeft veel geld ...................
3.De les is ............................................
4. Ik heb mijn zus ........................
5. Wij hebben het cadeau........................
6. de leerling heeft de zin..............................

Slide 10 - Slide

Weet je nog?
Scheidbare werkwoord (werkwoord + ander woord)      samenwerken
Samenwerken         Ik  werk samen     Wij werken elke dag samen
Wij hebben samengewerkt

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 11 - Slide

1. inpakken
2. afdrogen
3. afmaken

4. aanbieden*

5.afspreken*

6. inhalen
1. Heb je het cadeau ...................
2. Wij hebben de glazen ............
3. Ik heb mijn huiswerk ...........................
4. Mijn zus heeft haar een drankje ........................................
5. Hebben jullie samen ....................................................
6. Ik heb de bus ............................

Slide 12 - Slide

Regelmatige werkwoorden
ge- maak-t          ge-deel-d
Stap 1 :   ik-vorm
maken    ik maak
leggen    ik  leg
reizen     ik reis
leven      ik leef
Stap 2: laatste letter?
               wel?  -t
               niet? -d
Stap 3: ge- ervoor. * soms niet!


Onregelmatige werkoorden



Uit je hoofd leren!!!! 

Slide 13 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 14 - Slide

Heb je het lesdoel bereikt?
Ik kan werkwoorden in de voltooide tijd juist schrijven:
  1. regelmatige werkwoorden
  2.  werkwoord begint met be-, ver-, ont, ge-, -her, -er
  3. scheidbare werkwoorden
  4. onregelmatige werkwoorden

    Slide 15 - Slide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de voltooide tijd schrijven?

    Slide 16 - Slide

    Huiswerk voor volgende week dinsdag
    Maak de oefening voor jouw portfolio!

    Slide 17 - Slide

    Slide 18 - Slide