Possesivpronomen

het bezittelijk voornaamwoord 
*
das Possesivpronomen
1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

het bezittelijk voornaamwoord 
*
das Possesivpronomen

Slide 1 - Slide

Lesdoel: 
Ik kan de Possesivpronomen
(bezittelijk voornaamwoorden)
in het Duits herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

In het Duits kennen we deze persoonlijk voornaamwoorden - die Personalspronomen
Singular - enkelvoud:



Ik loop. - Ich laufe.
Hij drinkt. - Er trinkt.

ik
jij
hij
zij
het
ich
du
er
sie
es

Slide 3 - Slide

In het Duits kennen we deze persoonlijk voornaamwoorden - die Personalspronomen
Plural - meervoud



Wij hebben. - Wir haben.
Zij zijn. - Sie sind.
U bent. - Sie sind.
wij
jullie
zij
u
wir
ihr
sie
Sie

Slide 4 - Slide

dus...
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
u
Sie

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het
worden in het Duits aangegeven met:
der, diedas en die
der Mann, die Frau, das Buch, die Bäume

Slide 7 - Slide

der Hund

Slide 8 - Slide

die Katze

Slide 9 - Slide

das Haus

Slide 10 - Slide

die Kinder

Slide 11 - Slide

Bij mannelijke personen, dingen en dieren gebruik je:
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

Bij vrouwelijke personen, dingen en dieren gebruik je:
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Bij veel Nederlandse het-woorden gebruik je:
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

... Kinder (=kinderen, dus mv)
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

ein, eine, ein

Slide 17 - Slide

ein Hund

Slide 18 - Slide

eine Katze

Slide 19 - Slide

ein Haus

Slide 20 - Slide

keine Kinder

Slide 21 - Slide

ein/eine = een
kein/keine = geen
Alle DER en DAS woorden --> (K)EIN

Alle DIE woorden --> (K)EINE



Ezelsbruggetje: DIE eindigt op een E, en dus wordt het EINE

Slide 22 - Slide

... Frau
A
ein
B
eine

Slide 23 - Quiz

... Kind
A
ein
B
eine

Slide 24 - Quiz

... Kinder
A
kein
B
keine

Slide 25 - Quiz

... Dorf
A
ein
B
eine

Slide 26 - Quiz

... Lehrer
A
ein
B
eine

Slide 27 - Quiz

van het persoonlijk voornaamwoord
naar het bezittelijk voornaamwoord - 
die Personalpronomen > das Possesivpronomen

Singular - enkelvoud
ik
jij
hij
zij
het
mijn
jouw
zijn
haar
-
mein
dein
sein
ihr
-

Slide 28 - Slide

van het persoonlijk voornaamwoord naar het bezittelijk voornaamwoord - 
das Personalpronomen > das Possesivpronomen

Plural- meervoud
wij
jullie
zij
u
ons
jullie
hun
uw
unser
euer
ihr
Ihr

Slide 29 - Slide

die Possesivpronomen (= de bezittelijke voornaamwoorden)
Nederlands
Duits: der of das
Duits: die
mijn
mein
meine
jouw
dein
deine
zijn
sein
seine
haar
ihr
ihre
ons/onze
unser
unsere
jullie
euer
eure
hun
ihr
ihre
uw
Ihr
Ihre

Slide 30 - Slide

Ist das (wij) Buch?
A
mein
B
meine
C
unser
D
unsere

Slide 31 - Quiz

Nein, das ist (zij enkelvoud) Buch
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre

Slide 32 - Quiz

Ist das (jij) Lehrer?
A
dein
B
deine
C
sein
D
seine

Slide 33 - Quiz

Ja, das ist (ik) Lehrer!
A
dein
B
deine
C
mein
D
meine

Slide 34 - Quiz

mijn
jouw
zijn/haar
onze
jullie
hun
uw
mein
dein
sein/ihr
unser
euer
ihr
Ihr

Slide 35 - Slide

ich

du

er/sie

wir

ihr

sie/Sie

unser
sein
sein/ihr
mein
ihr/Ihr
euer

Slide 36 - Drag question

Das ist (mijn).........Buch.
A
mein
B
sein
C
kein
D
dein

Slide 37 - Quiz

Wie heißt (zijn)......Bruder?
A
mein
B
dein
C
sein
D
kein

Slide 38 - Quiz

Wat nu?
Les je telefoon in je tas.
Pak je werkboek. Maak:
Übung 11, 12 und 13 auf Seite 101 & 102.
Klaar?:
Übe gemeinsam Übung 13.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Link