herhaling H1 t/m 9

terugblik
Wie weet er nog welke soorten bindingen er zijn?
Polarisatie?
Noem drie machtsmiddelen.
waarden?
Waarom kunnen verschillende belangen lijden tot polarisatie?
Maatschappelijk probleem?
1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

terugblik
Wie weet er nog welke soorten bindingen er zijn?
Polarisatie?
Noem drie machtsmiddelen.
waarden?
Waarom kunnen verschillende belangen lijden tot polarisatie?
Maatschappelijk probleem?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 2.1
Lees blz 20 en 21...
1. Geef een omschrijving van cultuur.
2. Geef een omschrijving van het begrip socialisatie.
3. Op welke manier wordt ons gedrag bepaald?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 2.2
1. Wat betekent internalisatie?
2. Wat zijn gendernormen?
3. Wat is roldoorbrekend?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 2.3
1.  Leg uit wat groepsdruk is.
2. Omschrijf het begrip generatieconflict.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

paragraaf 2.4
1. Leg het begrip groepsidentificatie uit.
2. Noem vier verschillende redenen waarom je je verbonden kunt voelen met een groep.
3. Geef een omschrijving van het begrip individualisering.

Tijd over? maak de samenvattingen van H1 en H2 in je werkboek en kijk na met het antwoordenboekje

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welke zinnen over normen en regels zijn juist?
1. Gedragsregels bestaan uit ongeschreven regels.
2. Regels die in de wet staan, gelden voor iedereen.
3. Eerlijkheid is een voorbeeld van een waarde.
4. Wetsregels zijn voorbeelden van waarden.

A
1 en 2.
B
1 en 4.
C
2 en 3.
D
3 en 4.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een vriend haalt je over om uit te gaan terwijl je er eigenlijk geen zin in hebt. Is dit een voorbeeld van macht?

A
Ja, want door zijn overtuigingskracht heeft hij invloed op je gedrag.
B
Ja, want hij lost een belangentegenstelling op.
C
Nee, want een vriend heeft geen macht over je.
D
Nee, want overtuigingskracht is geen machtsmiddel.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Een docent stuurt je de klas uit. Is dit een voorbeeld van macht?
A
Ja, want een leraar hoort bij de overheid.
B
Ja, door zijn functie kan hij invloed uitoefenen op je gedreag.
C
Nee, want alleen de overheid heeft macht.
D
Nee, want macht is gebaseerd op geweld.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De kranten en het journaal berichten over de toename van plofkraken bij geldautomaten.
Over welk kenmerk van een maatschappelijk probleem gaat het hier?
A
De politiek bemoeit zich ermee.
B
Er zijn verschillende meningen over de oorzaak.
C
Het krijgt veel aandacht in de media.
D
Veel mensen hebben er last van.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

In een woonwijk ergeren mensen zich aan hondenpoep op straat. De gemeente maakt daarom een speciale uitlaatzone voor honden.
Welke twee kenmerken van een maatschappelijk probleem herken je hier?

A
Veel mensen hebben er last van en de politiek bemoeit zich ermee.
B
Er zijn verschillende meningen over de oorzaak en de politiek houdt zich ermee bezig.
C
Het krijgt veel aandacht in de media en er zijn verschillende meningen over de oplossing.
D
Veel mensen hebben er last van en het probleem krijgt veel aandacht in de media.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Jongeren willen zelf bepalen of ze roken of niet. De overheid wil een rookvrije generatie en verbiedt roken op schoolpleinen.
Welke waarden herken je bij dit probleem?
A
vrijheid en respect.
B
gezondheid en vrijheid
C
vrijheid en gezondheid.
D
privacy en veiligheid.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Leg in je eigen woorden uit wat het begrip ‘polarisatie’ betekent.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Welke belangentegenstellingen kunnen er tussen ouders en hun kinderen zijn?
Geef twee voorbeelden.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

In Nederland zijn op dit moment veel maatschappelijke problemen.
a. Noem er drie.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een wet?

A
Na toiletbezoek je handen wassen.
B
Geen afval op straat gooien.
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten.
D
In restaurants geef je een fooi.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Koppel het juiste antwoord aan links of rechts.
Links
Rechts
Kwetsbaremensen
Eigen verantwoordelijkheid
Kleine overheid
Grote overheid
Lage belastingen
Hoge belastingen

Slide 16 - Drag question

Terugblik hoofdstuk 2
Koppel het juiste antwoord aan links, midden of rechts.
Links
Rechts
Midden
D66
DENK
Forum voor Democratie
SP
PVV
CDA
PvdA

Slide 17 - Drag question

Terugblik hoofdstuk 2
De waarde 'solidariteit' past het beste bij:
A
Liberalisme
B
Sociaal-democratie
C
Christen-democratie

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke partij is liberaal?
A
VVD
B
GroenLinks
C
PvdA
D
CDA

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist?
"Ministers kunnen wetten maken en wetten goedkeuren."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Noem minstens drie taken van de koning.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Juist of onjuist?
"De Tweede Kamer moet over iedere wet stemmen."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

De partijen in de Tweede Kamer die samen de regering vormen noem je de:

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Juist of onjuist?
"Het recht om je rijbewijs te halen is een grondwet"
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Waarmee kun je de gemeenteraad het beste vergelijken?
A
Het kabinet
B
De Eerste & Tweede Kamer
C
De regering
D
Het college van B en W

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Voor welke soorten politiek kunnen burgers stemmen tijdens verkiezingen?
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Provinciale Staten
D
Gemeenteraad

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Het is verboden om op de fiets te appen. Leg uit wat dit met politiek te maken heeft.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Heeft een liberale partij volgens jou wel of geen problemen met grote inkomensverschillen? Leg je antwoord uit.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Noem een belangrijk kenmerk van een zogenaamde ‘one-issue-partij’. Geef ook een voorbeeld van zo’n partij.

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Leg uit wat het college van B en W is en wat hun rol is bij de aanleg van een skatepark.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Wat is een goede omschrijving van ‘sociale omgeving’?

A
Mensen die je regelmatig ziet en met wie je dingen samen doet.
B
De familieleden met wie je het meeste contact hebt.
C
De mensen in de samenleving die het meest op jou lijken.
D
Iedereen in je contactenlijst op je telefoon.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het alleen om een gedragsregel?
A
Je gaat naar school.
B
Automobilisten gaan opzij als er een ambulance aankomt.
C
Iemand die van rechts komt, geef je voorrang.
D
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Als je ouders trots aan anderen vertellen over jouw prestaties op school, dan is er sprake van een:

A
kennisbinding.
B
gevoelsbinding.
C
economische binding.
D
politieke binding.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welke zinnen zijn juist?
1. Als iemand met pensioen gaat, stoppen zijn economische bindingen.
2. Als de sociale cohesie in een groep toeneemt, nemen onderling ook de politieke bindingen toe.
3. Bij sociale cohesie spelen vooral gevoelsbindingen een rol.
A
Alleen 1 is juist.
B
1 en 2 zijn juist.
C
2 en 3 zijn juist.
D
Alleen 3 is juist.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Het leren van dingen heeft het meeste te maken met de …………… die we hebben.
Om welke bindingen gaat het hier?

A
gevoelsbindingen.
B
economische bindingen.
C
kennisbindingen.
D
politieke bindingen.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welke mensen vormen samen de overheid?
A
Politici en de politie
B
Politici en ministers
C
Politici en ambtenaren
D
Ministers en de politie

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Een systeem waarbij inwoners zelf mogen stemmen over een nieuwe wet, noem je een ...

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Waarvan maken deze mensen gebruik?
A
Actief kiesrecht
B
Passief kiesrecht

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

herhaling H1 t/m 9

Slide 39 - Slide

This item has no instructions