This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Temperatuur en faseovergangen
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat temperatuur is
Je kunt uitleggen hoe de Celsiusschaal is gemaakt
Je kunt uitleggen wat een faseovergang is
Je kunt de faseovergangen benoemen
Slide 2 - Slide
Temperatuur
Hoe warm (of koud) is iets?
Slide 3 - Slide
Thermometer
Als je temperatuur betrouwbaar wilt meten
gebruiken we een thermometer.
Temperatuur meten we in graden Celcius.
°C
Slide 4 - Slide
Thermometer
Schaalverdeling
Werkt door uitzetting
Temperatuur >> grootheid
graden Celcius >> eenheid
°C >> symbool
Slide 5 - Slide
Celsius
De Zweedse astronoom
Anders Celsius
bedacht een temperatuurschaal
Slide 6 - Slide
Graden Celsius
Schaalverdeling maken
Twee ijkpunten (punten die niet veranderen)
Bij Celsius: 0°C & 100°C --> Water!
Slide 7 - Slide
2 ijkpunten
Vriespunt water: 0 graden Celsius
Kookpunt water: 100 graden Celsius
Slide 8 - Slide
Faseovergangen
Smelten
Bevriezen
Verdampen
Condenseren
Sublimeren
Rijpen
Slide 9 - Slide
Fasedriehoek
Elke overgang moet je weten
Uit je hoofd kennen
Denk ook aan de soorten neerslag:
rijp, ijzel, sneeuw
Slide 10 - Slide
Je voorziet een thermometer van een schaalverdeling. Je steekt de thermometer in ijswater. De vloeistof in de stijgbuis komt tot een bepaald punt. Hoeveel graden is dit?
A
–20 °C
B
–10 °C
C
0 °C
D
10 °C
Slide 11 - Quiz
Je voorziet een thermometer van een schaalverdeling. Je steekt de thermometer in kokend water. De vloeistof in de stijgbuis komt tot een bepaald punt.
Hoeveel graden is dit?
A
80 °C
B
90 °C
C
100 °C
D
110 °C
Slide 12 - Quiz
Wie was de uitvinder van de thermometer
A
Newton
B
Einstein
C
Celcius
D
Frankenstein
Slide 13 - Quiz
Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling
Slide 14 - Quiz
Welke zin over de werking van een vloeistof thermometer is GOED?
A
Als de temperatuur daalt, krimpt de vloeistof en daalt het vloeistofniveau
B
Als de temperatuur daalt, zet de vloeistof uit en stijgt het vloeistofniveau
C
Als de temperatuur stijgt, krimpt de vloeistof en stijgt het vloeistofniveau
D
Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof uit en daalt het vloeistofniveau