Capitulo 6 - les 2 Havo/vwo 2

1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoy es miércoles, 16 de octubre

Slide 4 - Slide

Las reglas:
Respect:
Als iemand praat, is de rest stil.
Ik steek mijn vinger op als ik iets wil zeggen.
We maken elkaar niet belachelijk.
We komen onze afspraken na (huiswerk, geen mobiel, etc.).

Slide 5 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • los deberes: WB: blz 44, opdr. 7, bron C
  • een luisterfragment bron B
  • Bezittelijke voornaamwoorden
  • een gesprek voeren

Slide 6 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 
  • Ik heb een tekst in het Spaans gelezen en vragen over die tekst beantwoord
  • Ik heb een luisterfragment in het Spaans begrepen
  • Ik weet welke bezittelijke voornaamwoord ik moet gebruiken in het Spaans
  • Ik heb een gesprek in het Spaans gevoerd over shoppen

Slide 7 - Slide

Los deberes


WB, blz. 44 en 45, opdr. 7 en 8- bron C

Slide 8 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? WB, blz. 8 en 9, opdr. 6 en 7- bron B
Hoe? Klassikaal
Hulp: TB, blz. 43- bron B
Tijd: 15 minuten
Uitkomst: Ik begrijp een luisterfragment in het Spaans
Klaar? Neem door bron D, TB op blz. 45 

Slide 9 - Slide

Los pronombres posesivos

Slide 10 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
enkelvoud
meervoud
mi libro
mis libros
tu  ...
tus   ...
su...
sus...
nuestro amigo
nuestra amiga
nuestros amigos
nuestras amigas

vuestro...
vuestra...
vuestros...
vuestras...
su...
sus...
Bezittelijk voornaamwoorden in het Spaans

Slide 11 - Slide

Los pronombres posesivos
1. El libro es de ellas. Es ____________________ libro.
2. Las llaves son mías (van mijn). Son ____________________ llaves.
3. La casa es de nosotros. Es ____________________ casa.
4. El perro es de vosotros. Es ____________________ perro.
5. Las amigas son tuyas (van jouw). Son ____________________ amigas.
6. La mochila es de ellos. Es ____________________ mochila.
7. El coche es de él. Es ____________________ coche.
8. Los zapatos son de la profesora. Son ____________________ zapatos.
9. El teléfono es mío (van mij). Es ____________________ teléfono.

Slide 12 - Slide

Opdrachten 
Wat? WB, blz. 46 t/m 48, opdr. 9 t/m 11- bron D
Hoe? In duo's
Hulp: TB, blz. 45- bron D
Tijd: 18 minuten
Uitkomst: Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans
Klaar? Leer de zinnen van frases clave, bron E, blz. 45

Slide 13 - Slide

Opdrachten 
Wat? WB, blz. 54, opdr. 19 en 20- bron G
Hoe? In duo's
Hulp: TB, blz. 46- bron G
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: De werkwoorden in het Spaans infinitief maken
Klaar? Leer de zinnen van frases clave, bron E, blz. 45

Slide 14 - Slide

Luister naar de uitspraak van de getallen tot en met 1000. Zeg de getallen na.

Slide 15 - Slide

Getallen t/m 1000
752=
409=
258=
981=
634=
1000=

Slide 16 - Slide

¿Preguntas?

Slide 17 - Slide

Los deberes:

  • Leer de bezittelijke voornaamwoorden uit je hoofd
  • Neem het werkwoord ir weer door.
  • Maak TB blz. 47, bron H

Slide 18 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 
  • Ik heb een tekst in het Spaans gelezen en vragen over die tekst beantwoord
  • Ik heb een luisterfragment in het Spaans begrepen
  • Ik weet welke bezittelijke voornaamwoord ik moet gebruiken in het Spaans
  • Ik heb een gesprek in het Spaans gevoerd over shoppen

Slide 19 - Slide

La regla:

Slide 20 - Slide