Les 6 (13 ) Insecten

1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieBasisschoolGroep 8

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 200 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

LESBOEK 
A: Alle goede dingen in drieën 

Slide 4 - Slide

A. Alle goede dingen in drieën.

  • Er zijn meer dan een miljoen(!) soorten insecten. Grote en kleine. 
  • Met en zonder vleugels. 
  • Stekende en niet-stekende. Het is een enorm aantal. 
  • Waardoor hoort een dier nu bij de insecten?
  • In de eerste plaats omdat een insect altijd uit drie gedeeltes bestaat:
  • Kop, borststuk, achterlijf.
Kop
borst
achterlijf

Slide 5 - Slide

A. Alle goede dingen in drieën. (2)

Kop
borst
achterlijf
Chitinepantser.
Verder bestaat hun lijf uit een hard Chitinepantser. Ze hebben een zogenaamd uitwendig skelet. Als je bijvoorbeeld op een kakkerlak trapt hoor je hem ook kraken.
6 poten
Een insect heeft altijd 6 poten.
Die poten zitten altijd alle 6 aan het borststuk
Vleugels
Ook de eventuele vleugels zitten altijd in het borststuk.
Organen
 De belangrijke organen zitten allemaal in het achterlijf.
Larve-Pop-Insect
Een insect groeit in 3 fases nadat ze uit het ei komen: 
de larve, de pop, het volwassen insect.

Slide 6 - Slide

A. Alle goede dingen in drieën. (3)

Larve
Als larve heeft het insect maar één functie: groeien. De larve eet en eet
en eet. De larve groeit verschillende keren uit zijn huid. Het gooit zijn huiddan af. Onder die oude huid vormt zich dan een nieuwe huid tot aan de volgende fase.
Pop
In deze fase maakt de larve een soort slaapzak om zich heen. Sommige insecten spinnen hun eigen pop, zoals de zijderups 
anderen gebruiken blaadjes om zich te verbergen, weer anderen
camoufleren hun pop zelf, zoals het koolwitje (figuur 6, 7, 8).
In de pop vindt de zogenaamde metamorfose plaats. Het is een
volledige gedaanteverwisseling.
Insect
Insect:Het insect is nu volwassen, vanaf nu is zijn doel: een partner zoeken en zichzelf voortplanten.

Slide 7 - Slide

Werkboek Opdracht.1
1. Een insect bestaat uit 3 gedeelten:
________________ ________________ _________________
2. Het leven van een insect bestaat uit 3 fasen:
________________ ________________ _________________
3. Een insect beschermt zich op 3 manieren:
________________ ________________ _________________


Slide 8 - Slide

Antwoorden
vr.1:  kop-borststuk en achterlijf

vr.2: de larve-pop en het volwassen insect

vr.3: camouflage-verdediging en aantallen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Uit hoeveel delen bestaat een insect
A
6
B
3
C
4
D
8

Slide 11 - Quiz

Noem deze delen op.
A
kop borststuk en eachtelijk
B
krop,maag en hart
C
anus,hart en kop
D
hart,maag en achterlijf

Slide 12 - Quiz

Waaruit bestaat de insect haar lijf.
A
uit een uitwendig lichaam
B
uit een volwassen insect
C
Uit een chitine pantser

Slide 13 - Quiz

Als larve heeft de insect maar 1 functie: dat is ..........................
A
groeien
B
eten
C
campufleren
D
aantallen

Slide 14 - Quiz

Hoeveel keren groeit de larve uit zijn huis
A
1x
B
5x
C
verschillende keren
D
10x

Slide 15 - Quiz

Sommige insecten spinnen hun eigen pop,zoals de ................anderen gebruiken..............om zich te verbergen
A
camouflagerups,bomen
B
larve,wortels
C
zijderups,blaadjes

Slide 16 - Quiz

In de pop vindt de zogenaamde ....................plaats

Slide 17 - Open question

Wat betekent metamorfose?
A
het is een volledige gedaantverwisseling
B
het groeit verschillende keren

Slide 18 - Quiz

Het insect is nu volwassen. Wat is nu zijn doel?
A
wegvliegen en zelfstandig eten opzoeken
B
een partner zoeken en zich voortplanten
C
a en b zijn beide waar
D
a en b zijn beide nietwaar

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Werkboek opdr. 2
1. Waar kun je een insect aan herkennen?

2. Wat hoort bij elkaar?


Slide 21 - Slide

Antwoorden
vr.1: a. Ze hebben 6 poten
        b. De poten zitten altijd aan het borststuk
        c.  De v leugels zitten ook aan de borststuk
       d.  De belangrijkste organen zitten in het achterlijf
vr.2: eten en groeien: larve
          partner en voorplanten: volwassen
          metamorfose: pop

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

C. ZEGEN EN PLAAG
LESBOEK

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

QUIZ 

Slide 26 - Slide

Uit hoeveel delen bestaat een insect
A
6
B
3
C
4
D
8

Slide 27 - Quiz

Noem deze delen op.
A
kop borststuk en eachtelijk
B
krop,maag en hart
C
anus,hart en kop
D
hart,maag en achterlijf

Slide 28 - Quiz

Waaruit bestaat de insect haar lijf.
A
uit een uitwendig lichaam
B
uit een volwassen insect
C
Uit een chitine pantser

Slide 29 - Quiz

Noem de 3 fases van een insect op
A
borststuk,achterlijf en organen
B
larve,pop en volwassen insect

Slide 30 - Quiz

Als larve heeft de insect maar 1 functie: dat is ..........................
A
groeien
B
eten
C
campufleren
D
aantallen

Slide 31 - Quiz

Hoeveel keren groeit de larve uit zijn huis
A
1x
B
5x
C
verschillende keren
D
10x

Slide 32 - Quiz

Sommige insecten spinnen hun eigen pop,zoals de ................anderen gebruiken..............om zich te verbergen
A
camouflagerups,bomen
B
larve,wortels
C
zijderups,blaadjes

Slide 33 - Quiz

In de pop vindt de zogenaamde ....................plaats

Slide 34 - Open question

Wat betekent metamorfose?
A
het is een volledige gedaantverwisseling
B
het groeit verschillende keren

Slide 35 - Quiz

Het insect is nu volwassen. Wat is nu zijn doel?
A
wegvliegen en zelfstandig eten opzoeken
B
een partner zoeken en zich voortplanten
C
a en b zijn beide waar
D
a en b zijn beide nietwaar

Slide 36 - Quiz

Op welke 3 manieren beschermt de insect zich

Slide 37 - Open question

Noem 1 manier op welke manier de insecten zich camoufleren

Slide 38 - Open question

de 2 manieren hoe de insect zich kan camoufleren.
A
zich goed verstoppen en lijken op een groter dier dat ander afschrikt
B
ze laten zich zien en lijken erg klein om andere af te schrikken
C
a en b zijn waar
D
a en b zijn nietwaar

Slide 39 - Quiz

Noem 2 manieren op hoe de insect zich verdedigt.
A
ze steken als wespen en bijen,anderen spuiten gif op je.
B
ze leggen eieren en camopufleren zich
C
a en b zijn beide waar

Slide 40 - Quiz

hoeveel eieren kan de bijenkoningin per dag leggen?
A
3000
B
2000-3500
C
5000
D
2000

Slide 41 - Quiz

EINDE VAN DE LES

Slide 42 - Slide