Adverbs & adjectives

Adverbs & adjectives
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Adverbs & adjectives

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Adjectives (bijv. naamwoorden)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

He is a slow walker.
My mother has a loud voice.

Slide 5 - Slide

Engels zelfstandig naamwoord
(noun)

Slide 6 - Mind map

Adverbs (bijwoorden)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.

He walked slowly.
My mother talked loudly.

Slide 7 - Slide

Engels werkwoord
(verb)

Slide 8 - Mind map

Do you see the difference?

Slide 9 - Slide

Adjectives

loud
slow
dangerous
bad
easy

Adverbs

loudly
slowly
dangerously
badly
easily

Slide 10 - Slide

"The teacher talks slowly."
Waar zegt het woord slowly iets over?

Slide 11 - Open question

"That's a dangerous road."
Waar zegt dangerous iets over?

Slide 12 - Open question

She drives very dangerously.
Waar zegt dangerously iets over?

Slide 13 - Open question

"They sing beautifully."
Waar zegt beautifully iets over?

Slide 14 - Open question

"I just bought a beautiful dress."
Waar zegt beautiful iets over?

Slide 15 - Open question

sing-beautiful

Slide 16 - Slide

cook-bad

Slide 17 - Slide

shout-loud

Slide 18 - Slide

help-quick

Slide 19 - Slide

Oefenen maar!

Slide 20 - Slide