modale werkwoorden les 2 verleden tijd

Modale werkwoorden les 2 verleden tijd
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Modale werkwoorden les 2 verleden tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Na deze les kun je...
- Vertellen wat de vertaling van de modale werkwoorden is

- De modale werkwoorden in de verleden tijd in het Duits vervoegen met het rijtje:
te / test / te / ten / tet / ten

Slide 3 - Slide

De rij die je al weet: 
können --> kunnen
müssen --> moeten
dürfen --> mogen
wissen --> weten
wollen --> willen
sollen --> moeten, zullen
mögen --> lusten, graag willen

Slide 4 - Slide

Je weet wat het verschil is 
müssen en sollen

  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens van een ander, bevel)

Slide 5 - Slide

Je weet dat 

  • mögen  niets met mogen (NL) te maken heeft,  maar betekent  lusten, lekker vinden, houden van
 Zum Beispiel: 
Wir mögen Netflix gucken = we vinden het leuk om Netflix te kijken
Ich mag Pommes = ik hou van patat


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Hoe maak je verleden tijd? 
Verleden tijd van de modale werkwoorden:
De vormen van de modale werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd lijken sterk op de zwakke (=regelmatige) werkwoorden

Je moet er een paar stappen ondernemen om de goede vorm te vinden:


Slide 8 - Slide

Stappenplan: 
1. Je zoekt telkens eerst de stam (ww zonder -en).
2. Dan voeg je eerst -te voor de verleden tijd toe.
3. Hieraan voeg je (daar waar nodig) de uitgang toe.
te / test/ te /ten / tet / ten 
4. Vervolgens moet je bij een aantal modale werkwoorden de stamklinker veranderen

LET OP: In de verleden tijd van modale werkwoorden krijg je NOOIT een Umlaut!!!





Slide 9 - Slide

Ww: 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
dürfen
durfte
durftest durfte
durften
durftet
durften
können
konnte
konntest
konnte
konnten konntet konnten
müssen
musste musstest
musste
mussten musstet mussten
wissen wusste
wusstest wusste wussten wusstet wussten

Slide 10 - Slide

Gestern ……….. wir leider nicht
(können)
timer
0:20
A
können
B
konntet
C
könnten
D
konnten

Slide 11 - Quiz

Warum .............. du gestern nicht mitkommen (wollen)
timer
0:20
A
willst
B
wolltest
C
wollst
D
wollte

Slide 12 - Quiz

Du .............. nicht in die Disko gehen (dürfen)
timer
0:20
A
durftest
B
dürftest
C
darfst
D
darfest

Slide 13 - Quiz

Wir .............. um 22 Uhr zu Hause sein.(müssen)
timer
0:20
A
müssen
B
müstten
C
mussten
D
musten

Slide 14 - Quiz

Er .............. nicht wo das Mädchen wohnt. (wissen)
timer
0:20
A
wisste
B
wusste
C
weiß
D
weißte

Slide 15 - Quiz

Hebben müssen en können in de verleden tijd ook een Umlaut.
timer
0:20
A
ja
B
nee
C
alleen in de personen enkelvoud
D
alleen in de personen meervoud

Slide 16 - Quiz

Vul de goede vorm in van: kunnen (verleden tijd) in het Duits
Die Schüler ______ gestern endlich die Modalverben konjugieren.

Slide 17 - Open question

Vul de goede vorm in van: mogen (v.t.) in het Duits
Der Junge ______ in den Sommerferien noch kein Bier trinken, weil er noch nicht 18 Jahre alt war.

Slide 18 - Open question

Vul de goede vorm in van: willen (v.t.) in het Duits
Die Kinder ______ gerne mal ins Kino gehen.

Slide 19 - Open question

Vul de goede vorm in van: mogen (v.t.), toestemming hebben in het Duits
Die Kinder ______ nicht ins Kino gehen, weil es noch Corona gibt.

Slide 20 - Open question


Evaluatie
Wat ging deze les ( minder) goed?

Slide 21 - Open question

Check: zijn de leerdoelen behaald?
Kan je nu...
- Vertellen wat de vertaling van de modale werkwoorden is?

- Ken ik de uitgangen van de modale werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 22 - Slide