historisch redeneren bijeenkomst 1

Historisch redeneren 1: 
Historisch tijdsbesef en beeldvormers
1 / 38
next
Slide 1: Slide
§HBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Historisch redeneren 1: 
Historisch tijdsbesef en beeldvormers

Slide 1 - Slide

Wat is tijd?

Slide 2 - Mind map

Het schoolvak Geschiedenis gaat over tijd
  • Wanneer niemand het mij vraagt, weet ik het. Wanneer ik het iemand die het mij vraagt zou willen uitleggen, weet ik het niet.’                                               (kerkvader Augustinus, 354-430) 

  •  Tijd is een ongrijpbaar begrip 

Slide 3 - Slide

Hoe leren we tijd?
Ervaren / waarnemen
  • contact tussen verschillende generaties 
  • oude en nieuwe dingen: overblijfselen 
  • een omgeving die verandert  

Kunstgrepen om tijd te vatten
  •  cyclische tijd (bijv. kalender / klok)
  •  lineaire tijd (bijv. tijdlint / balk) 
  • rekenkundige tijd (bijv. tijdrekening in eeuwen) 

Slide 4 - Slide

Soorten tijd
  1. Cyclische tijd (dagelijkse tijd / natuur) 
  2. Sociale tijd (generaties) 
  3. Mythische tijd (oude verhalen) 

  • Deze drie tijdservaringen liggen voor de hand / hebben mensen geen tot weinig moeite mee.
 
  • Maar historisch denken over tijd stelt veel meer eisen aan de mens / is erg complex! 

Slide 5 - Slide

    4. Historische tijd  

Ideeën over verleden:
  • volstrekt anders dan heden (vreemde wereld)
  • onvoorstelbaar lang / indeling in perioden
  • wat in de ene tijd hoort, hoort niet in de andere (anachronisme)
  • logica lijkt te ontbreken / toevalligheid (contingentie)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke soort tijd?
A
cyclische tijd
B
mythische tijd
C
sociale tijd
D
historische tijd

Slide 8 - Quiz

Welke soort tijd?
A
cyclische tijd
B
mythische tijd
C
sociale tijd
D
historische tijd

Slide 9 - Quiz

Welke soort tijd?
A
cyclische tijd
B
mythische tijd
C
sociale tijd
D
historische tijd

Slide 10 - Quiz

Welke soort tijd?
A
cyclische tijd
B
mythische tijd
C
sociale tijd
D
historische tijd

Slide 11 - Quiz

Welke soort tijd?
A
cyclische tijd
B
mythische tijd
C
sociale tijd
D
historische tijd

Slide 12 - Quiz

Welke soort tijd?
A
cyclische tijd
B
mythische tijd
C
sociale tijd
D
historische tijd

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt aan het einde van deze bijeenkomst….
  • uitleggen hoe beeldvorming van het verleden plaatsvindt;
  • het beeldvormingschema bij de voorbereiding van een geschiedenisles hanteren;
  • het nut en doel van geschiedenisonderwijs verwoorden;
  • verschillende soorten tijd benoemen;
  • de ontwikkeling van het tijdsbesef  bij kinderen benoemen. 

Slide 14 - Slide

Mees Kees

Slide 15 - Slide

Bespreek in duo's
  • Welke ervaringen heb je met geschiedenisonderwijs? 
  • Wat vind je van het vak?
  • Welke lessen zijn je bijgebleven?  
  • Welke leerkrachten / docenten (die geschiedenislessen verzorgden) vond je inspirerend en waarom? 

Slide 16 - Slide

Welk doel heeft geschiedenis-onderwijs volgens jou?
timer
3:00

Slide 17 - Open question

Wat is volgens jou het belangrijkste doel van geschiedenisonderwijs?
A
Identiteitsontwikkeling
B
Grip op tijd en chronologie
C
Waarden en normen
D
Bestaansverheldering

Slide 18 - Quiz

Ontwikkelen van historisch bewustzijn
Historisch tijdsbesef
Historische kennis
Historisch redeneren
  • aanduidingen voor tijd en tijdsindeling; 
  • chronologische volgordes; 
  • de tijdbalk;  
  • kenmerkende aspecten van
    tijdvakken; 

  • continuïteit en verandering.
  • periodiseringen, zoals  de tien
    tijdvakken; 

  • kenmerkende aspecten van
    de tien tijdvakken; 

  • vijftig vensters van de Canon
    van Nederland; 

  • verhalen, tradities en verbeelding.
  • Redeneren over continuïteit en verandering, oorzaken en gevolgen, overeenkomsten en verschillen
  • hist. vragen stellen
  • bronnen onderzoeken
  • contextualiseren
  • argumenteren
  • (meta- en historische) begrippen gebruiken

Slide 19 - Slide

Niveau 1: ontluikend hist. tijdsbesef 

onbepaalde tijdsaanduidingen: bijv. langst geleden – heel lang geleden – lang geleden – onze tijd; 

op chronologische volgorde plaatsen van afbeeldingen van situaties m.b.t. dagelijks leven (kleding, vervoer, etc.);
eenvoudige tijdbalk maken/gebruiken;

verschillen herkennen in dagelijks leven van mensen uit heden en verleden in concrete voorbeelden: gerelateerd aan de generaties van ouders en grootouders;

gebruiken/herkennen van kenmerkende aspecten van het dagelijks leven van tijdvakken uit het verleden via aansprekende historische thema’s, bijv. ridders en kastelen;

Slide 20 - Slide

aanvank. historisch tijdsbesef
toepassen namen van tijdvakken: meest recent en langst geleden; herkennen van jaartallen na Christus;

op chronologische volgorde plaatsen van aantal tijdvakken en afbeeldingen van bekende personen en concrete gebeurtenissen (bijv. uitvindingen);

tijdbalk met tijdvakindeling gebruiken (meest recente en langst geleden);

gebruiken/herkennen van sociale en culturele kenmerkende aspecten van een aantal tijdvakken;

herkennen van veranderingen, verschillen en overeenkomsten in de levenswijze van mensen tussen verschillende tijdvakken,

Slide 21 - Slide

voortgezet hist. tijdsbesef
toepassen namen van de tien tijdvakken + aanduidingen prehistorie, middeleeuwen en gouden eeuw;
herkennen van jaartallen voor en na Christus en de relatie tussen jaartallen en eeuwen;
op chronologische volgorde plaatsen van gebeurtenissen, personen en tijdvakken;
tijdbalk met tijdvakindeling gebruiken met jaartallen voor en na Christus;
gebruiken/herkennen van sociale, culturele, economische en politieke kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken in de nationale, Europese en wereldgeschiedenis;
herkennen van veranderingen, verschillen en overeenkomsten in de levenswijze van mensen tussen verschillende tijdvakken en binnen een tijdvak;

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

opdracht leerlijn

Slide 24 - Slide


GEBEUREN






BRONNEN

?BEELD?






HISTORICUS

Slide 25 - Slide


GEBEUREN




BRONNEN / 'BEELDVORMERS' + METHODE
+ LEERKRACHT

?BEELD?






LEERLING

Slide 26 - Slide

Beeldvormingschema

A: De werkelijkheid 
1. de schoolomgeving (dorp en stad, landschap, monument, 
2. straatmeubilair) 
3. voorwerpen (museum) 

B: Afbeeldingen
1. schilderij, prent, tekening, foto, ansichtkaart en karikatuur 
2. dia, film, video/dvd, televisie/schooltelevisie, cd(-rom) 
3. wandplaat, poster en bordtekening 
4. prentenboek en strip 
5. model en maquette 
6. kaart (wandplaat en atlas) 

C: Het gesproken woord
1. het verhaal: vertellen en voorlezen 
2. de feiten: uitleggen, bespreken, verklaren en het gesprek 
3. de gastspreker 


4. het interview 
5. historisch en hedendaags geluid (radio) 

D: Het geschreven/gedrukte woord
1. verhalende teksten
2. informatieve teksten
3. schema's, tabellen en grafieken
4. informatieve bronnen (archief)

E: Doen
1. leven als...
2. spelen als...
3. spelen met...
4. schrijven, spreken, dichten en zingen
5. tekenen, bouwen, experimenteren
6. muurkrant en tentoonstelling
7. herdenken en vieren

Slide 27 - Slide

voorbeelden beeldvormers

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Opdracht  - Beeldvormers 


Bekijk de verschillende beeldvormers en sleep vervolgens  de beeldvormers naar de juiste categorieën van het beeldvormingsschema.

Slide 31 - Slide

A - De werkelijkheid
B - Afbeeldingen
C - Het gesproken woord
D - Het geschreven woord
E - Doen

Slide 32 - Drag question

Leeruitkomst
Kennis
Je kent het onderscheid tussen verschillende soorten tijd: cyclische-, mythische-, sociale- en historische tijd.
Je kent de drie fases van historisch tijdsbesef voor leerlingen in het basisonderwijs: ontluikend-, aanvankelijk-, en voortgezet tijdsbesef.
Je kent het beeldvormersschema.
Je kent het begrip historisch redeneren en kunt uitleggen hoe je dit in het basisonderwijs kunt vormgeven.

Slide 33 - Slide

Leeruitkomst
Je zet tijdens leeractiviteiten met grote regelmaat visualisaties van tijd(sverloop) in met als doel leerlingen te helpen ‘thuis te raken in de tijd’ (cyclisch en lineair).
 Je zet tijdens leeractiviteiten een grote variëteit aan beeldvormers in met als doel het ‘geheel’ van het verloop van tijd op een beeldende manier voorstelbaar te maken.
 Je stimuleert leerlingen tot historisch redeneren over continuïteit en verandering, oorzaken en gevolgen, en overeenkomsten en verschillen waarbij aandacht is voor het stellen van historische vragen, het onderzoeken van historische bronnen, contextualiseren: het plaatsen van verschijnselen in tijd, ruimte en samenleving, beweringen ondersteunen met argumenten, gebruik maken van historische begrippen en gebruik maken van metahistorische (structuur)begrippen.

Slide 34 - Slide

Toetscriteria
Je ontwikkelt één of meerdere lessen vanuit een specifiek historisch thema/onderwerp. De les is logisch opgebouwd en de lesdoelen zijn specifiek en realistisch geformuleerd.
Je stimuleert leerlingen om historische vragen te stellen en historische bronnen te raadplegen.
Je leert de leerlingen om personen, gebeurtenissen, verschijnselen, structuren en ontwikkelingen in tijd, ruimte en samenleving te plaatsen (contextualiseren).
Je gebruikt historische begrippen en structuurbegrippen
Je gebruikt prikkelende beeldvormers die bij de leerlingen beeldvorming van het verleden op gang brengen.
Je les sluit aan bij de belevingswereld en de fase van historisch tijdsbesef van de leerlingen. Je onderbouwt dit vanuit theorie.
Je reflecteert op je (didactisch) handelen in de gegeven les.
Je toont aan dat de leerlingen tot historisch redeneren zijn gekomen in jouw les (middels beeldmateriaal, film- of geluidopnames, werk van leerlingen, reflectie/observatie van mentor/stagebegeleider o.i.d.).


Slide 35 - Slide

Geschiedenis in gr. 3, 4 of 5.... kan dat?
Ja, natuurlijk kan dat!
Denk aan eenvoudige leeractiviteiten gericht op verwerven van historisch tijdsbesef, zoals:
  • 'oude' voorwerpen in kring bespreken
  • historische vertelling uitvoeren (+ verwerking)
  • eenvoudige tijdbalk tekenen / knutselen (eigen leven; chronologie oude voorwerpen, volgorde samenlevingen)
  • lesje verzorgen over aansprekende historische thema's, zoals de prehistorie, mummies, romeinse soldaten, kastelen. 
  • oma of opa interviewen

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Bronnen
  • Boxtel, C. van & Drie, J. van (2008). Het vermogen tot historisch redeneren: onderliggende kennis, vaardigheden en inzichten. Hermes, 12(43).
  • Dirkse, S. & Stroo, R. (2013). Lijn in leren. Gereedschap voor het ontwerpen van onderwijs. Uitgave Hogeschool Leiden, p. 44-45: geschiedenis in essentie.
  • Kooij, C. van der, & Groot-Reuvekamp, M. de, (2016). Geschiedenis & Samenleving. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers, hfk. 8-16.  
  • Korthagen, F., Koster, B., Melief, K., Tigchelaar, A. (2005). Docenten leren reflecteren: systematische reflectie in de opleiding en begeleiding van leraren. Soest: Nelissen. 
  • Wilschut A. (2011). Beelden van tijd. Assen: Van Gorcum.
  • Historisch tijdsbesef. Geraadpleegd op https://www.historischtijdsbesef.nl/
  • Digitaal leerpad op ANS.


Slide 38 - Slide